Home
Belijdeniscatechisatie
Bijbelstudie
De Catechisant
Studiemateriaal
Pastoralia
Contact
Links
Nederlandse Geloofsbelijdenis
Nochtans
 
De zaligheid van de mens hangt aan een dubbel nochtans. Ten eerste God zij dank aan het nochtans van Gods genade en ten tweede het nochtans van het geloof.
Het eerste nochtans houdt in, dat er in ons vanwege onze gruwelijke zonden geen reden voor God te vinden was om ons op te zoeken en zalig te maken of genade te bewijzen en dat Hij het nochtans (= toch, ondanks alles) heeft gedaan. In dit nochtans ligt verklaard de heerlijkheid van de Goddelijke verkiezing. Hij vond geen reden in mij om mij van mijn vijandschap te verlossen. Toch heeft Hij mij verlost.
Spurgeon vertelt in zijn levensbeschrijving iets over de grote prediker John Newton, die over de heerlijke leer van de uitverkiezing het volgende vertelde: een godzalige vrouw zei eens: "Ach dominee, de Heere moet mij wel lief hebben gehad eer ik was geboren, want anders zou Hij later niets in mij gevonden hebben om lief te hebben." Spurgeon schrijft dan zelf: "Dat is voorzeker ook met mij het geval. Ik geloof in de leer van de uitverkiezing, omdat ik er volkomen zeker van ben, als God mij niet had verkoren, dat ik Hem niet zou hebben verkoren; en ik ben er zeker van, dat Hij mij heeft verkoren voor mijn geboorte, want dat Hij mij anders later nooit zou hebben verkoren; en Hij moet mij om voor mij onbekende redenen hebben verkoren, want ik heb nooit in mijzelf een reden kunnen ontdekken, waarom Hij mij met bijzondere liefde zou hebben aangezien." Deze zelfde man belijdt een paar bladzijden eerder, dat wij geboren worden als arminiaan. Wat is een arminiaan? Een volgeling van Arminius. Wie was Arminius? Arminius was in 1605 in Leiden professor in de godgeleerdheid. Hij leerde dat God mensen niet verkoren had uit genade, maar overeenkomstig onze verdienste. Op de oecumenische Synode van Dordrecht in 1618-1619 werd in de Dordtse Leerregels deze dwaalleer veroordeeld en werd de waarheid beleden.
Spurgeon schrijft nu dat wij een geboren arminiaan zijn, dus dat wij vanaf onze geboorte goede gedachten over ons zelf hebben en menen wel iets te verdienen bij God. Dan is er dus in het geheel geen sprake meer van een nochtans van genade. Dan is zalig worden een logisch gevolg van mijn goede handelwijze of mijn goede keuze voor Jezus. En al is de genade dan nog wel nodig, omdat een mens het niet helemaal zelf kan, toch is er geen sprake van een nochtans. Zo krijgt God de eer echter niet!
Maar de Heere brengt je van die goede gedachten af. Hij leert ons door Zijn Geest zien wie we zijn tot in de wortel van ons bestaan. Dan gaan we belijden: melaats van de hoofdschedel af tot de voetzool toe. Er is in mij niets, wat aangenaam is voor U; en dat U mij dan toch kwam opzoeken en toch wilde liefhebben, dat is een onbegrijpelijk wonder... Of niet?
Maar het nochtans van genade wordt nog groter, naarmate we verder worden geleid in het geestelijke leven. We krijgen dan de bediening van de Geest van nadere ontdekking aan ons zelf. We gaan dan nog veel meer afschuw krijgen van ons verdorven bestaan, want we zien steeds meer verdorvenheid. We walgen van ons zelf en vragen ons verbaasd af: wist God dit toen Hij mij aannam, of heeft God Zich vergist toen Hij mij opzocht en redde? Ik val zo gruwelijk tegen: Heere, hoe kunt U het met mij nog langer volhouden?
Daar wordt het nochtans van genade dieper beseft en wordt die God hoger geprezen en aanbeden dan tevoren. Dan komt de eer nog duidelijker bij de vrije onverplichte genade te liggen. Dan gaan we dieper buigen, ons meer verwonderen, luider zingen van de onuitsprekelijke liefde en gunst des HEEREN.
Hoe is dat bij ons? Hebben we de leer van de uitverkiezing, de onverplichte genade, de leer van het nochtans reeds verstaan, beleefd?
Een zeer belangrijk prediker in Engeland, John Berridge, schreef eens: "Dat mensen de leer van de uitverkiezing niet aanvaarden, komt niet voort uit gebrek aan Schriftbewijzen, maar komt uit gebrek aan zelfkennis. De Schrift bewijst het overduidelijk, maar we moeten recht vernederd en afgebroken zijn willen we deze heerlijke waarheid ontdekken en beminnen." Deze dominee was vroeger ook een hater van de leer van vrije genade! Datzelfde lezen we ook van een boezemvriend van dominee Philpot, die als jongen van veertien jaar door God werd gegrepen en gezaligd. Maar toen hij over de leer van de uitverkiezing hoorde, werd hij boos / verdrietig. Want hij begreep er niets van. Ook het lezen van een boek over dit onderwerp hielp hem niet. Totdat God hem deze vraag stelde: John, zou jij ooit naar Mij hebben gevraagd, als Ik niet Zelf met jou begonnen was? En de jonge John Kershaw wist het heel goed: nee, ik zou nooit naar God hebben gezocht, als Hij niet eerst mij had opgezocht.
Kijk, geliefde lezer, dat is het eerste deel van het nochtans.
Het tweede nochtans is het nochtans van het geloof. Wat wordt daarmee bedoeld? Wanneer een kind des Heeren in het donker loopt, dat hij nochtans jubelt: de HEERE is mijn licht. Wat houdt het verder in? Bij nadere bestudering mogen we zeggen: een wezenlijk onderdeel van het geloof is het nochtans. Ofwel dat het juist dan uitgaat tot God, wanneer het aan alle kanten wordt aangevochten.
We zien het in de Schrift dikwijls. Bijvoorbeeld: Jona is door eigen schuld en weerbarstigheid in de buik van de vis, waar hij een dierbaar gebed opzendt tot voor Gods Troon. Wat zegt hij daar? "Ik ben uitgestoten van voor Uw ogen; nochtans zal ik de tempel van Uw heiligheid weer aanschouwen." In het Hebreeuws staat daar een woordje van beperking. Met dit woordje wordt uitgedrukt, wat de kanttekening zo mooi zegt: dit bijzonder vertrouwen wekte Gods Geest in de profeet, waardoor hij de overwinning behield over het vlees.
Wat een schone zaak: de overwinning! Daar gaat het om in het leven van het geloof. Het zal geen rustige reis worden, maar een slagveld, waar woedende doodsvijanden u naar het leven staan en alles op alles zetten om uw geestelijke leven te smoren, zodat u maar slechte, kleine, minne, lage en boze gedachten van God zou krijgen en dat u de Heere, Die tot op de dag van vandaag zo goed voor u is geweest, zou wantrouwen. Dat u van mensen hulp gaat verwachten. Of dat u niet eerder geloof durft oefenen, dan pas wanneer in uw ziel enige lichtpuntjes gaan glimmen of enige vonkjes vuur gaan gloeien of enige gevoelens van zekerheid zijn gekomen. O nee, zo moet het niet, lezer. De Heere is het waard dat we Hem zouden vertrouwen in het nochtans van het geloof. Dat we ons aan Hem geheel en al zouden toevertrouwen zonder iets van ons zelf te verwachten, zonder eerst een voorwaarde van gevoel of bevinding te stellen. Zomaar, zonder meer, ons restloos aan Hem overgeven en uitleveren, omdat Hij ons nog nooit heeft bedrogen en omdat Hij ons ook nooit zal bedriegen.
Het nochtans van het geloof is dus een werk van Gods Geest in uw gemoed, maar het is een verborgen werking, die we niet vooraf herkennen. Het is dus niet zo dat we in de moedeloosheid van onze zielenstrijd eerst worden bemoedigd en dan pas (op grond daarvan) toch weer op God gaan hopen. Maar het is juist tegengesteld: we bemerken van de nabijheid van vertroosting niets en het schijnt, zoals Jona belijdt: ik ben uitgestoten van voor Uw ogen. De Geest echter werkt heimelijk in uw ziel de smart over zoveel moedeloosheid en ongeloof en u gaat roepen tot God, waarin uw ziel ongedacht vertroost mag worden. U bestrijdt satan in de macht van uw eigen ongeloof, zo schijnt het soms. Maar in het verborgene was God bezig u zeer sterk te maken in de Heere.
Onbegrijpelijk is het soms, zoals een vader mij onlangs zei. Moedeloos en leeg met de vraag: hoe kom ik ooit weer tot de gestalte van Psalm 62, waar de dichter belijdt: "Immers is mijn ziel stil tot God, van Hem is mijn heil." Tijdens het gesprek kwam het over enige jaren terug, dat zij als ouders een bewogen weg moesten, mochten gaan met een van hun kinderen. En onder het vertellen ging deze vader weer zomaar, ongemerkt, goed van God spreken. En aan het einde van het gesprek voelden we beiden dat de gestalte van Psalm 62 terug was. Dat kan juist in die ogenblikken nuttig zijn om temidden van uw moedeloosheid terug te denken aan Gods daden in het verleden.
Dat vinden we ook in Psalm 74 vers 12, waar de dichter belijdt "Evenwel is God mijn Koning van ouds af, Die verlossingen werkt in het midden der aarde." Dit 'evenwel' is hetzelfde als nochtans. En het wordt uitgesproken in de grootste verlorenheid, moedeloosheid en onmogelijkheid.
Nuttig, heilzaam, nodig is, dat we met een biddend hart Gods grote daden overpeinzen, ja: Wie God Zelf is. Om zo te mogen komen tot de belijdenis: God is goed en ik zal nochtans op Hem vertrouwen!
Dan hangt ons heil geheel aan God, de Waarachtige. Is dat u genoeg??