Bekeuring en bekering
Het is me maar twee keer gebeurd dat ik de reis om te gaan preken ondernam, zonder dat ik werd verwacht. Eén keer was op vrijdagavond 9 oktober 1992. Ik moest in Scheveningen twee catechisaties geven en tussendoor in Loosduinen preken. Tenminste, dat dacht ik. Met de voorzitter van de evangelisatie had ik tevoren altijd, ter bevestiging, telefonisch even contact. Zo ook die week. Dat wil zeggen, die man belde mij, maar ik was niet thuis. Mijn zus nam de boodschap in ontvangst. "Ging het ook over vrijdagavond?", vroeg ik. "Nee, daar had hij het niet over", luidde het antwoord.
Ik dacht: dan bel ik zelf wel even, maar er werd niet opgenomen. En zonder het me bewust te zijn ging het heen en weer bellen functioneren alsof er een bevestigend telefoontje was geweest voor vrijdagavond. Ik werd die morgen halfziek wakker en zei: "Graag zou ik het van vanavond afzeggen, maar ja, dan moeten ze de catechisanten afbellen en de dienst kan niet doorgaan … Ik ga toch maar." En zo ging ik die middag op weg - niet erg lekker en niet bewust dat er nog geen bevestiging was gekomen.
Om halfzeven, de normale, maar nu dus blijkbaar niet-afgesproken tijd, kwam ik aan de Antonie Duyckstraat aan, waar een verbaasde voorzitter de deur opendeed.
Wat voelde ik me tóen naar! Heel die lange reis voor niets gemaakt! Die kostbare tijd had ik wel beter kunnen besteden. En nog halfziek en hoofdpijn ook …
Toch maar naar binnen gegaan, en een bordje erwtensoep gegeten. Ik vroeg om even op de bank te mogen liggen om wat bij te komen, en dan moest ik die lange reis maar weer terug naar huis …
Na nog een mok koffie (om wakker te blijven) ging ik naar beneden, waar de boekenwinkel is. Ik trof het boekje aan "Levens van vromen" - over bekeringsgeschiedenissen uit de tijd van onze oudvaders. Dat kocht ik.
Op de terugweg maakte ik nog een verkeersovertreding (linksaf van de Scheveningseweg de Professor Teldersweg op), maar ach, wat maakt dat nou uit in dat grote Den Haag … Maar ja, net nu was er een politieagente, die mij een - terechte - bon uitdeelde.
Niet al te blij gestemd was ik de ruim anderhalf uur op weg naar huis, met de vraag: Waarom moet dat toch, Heere? Thuis ben ik direct naar bed gegaan, óp.
De volgende dag ben ik begonnen in het nieuw aangeschafte boek - en toen heb ik de Heere hartelijk mogen danken, in diepe verwondering, voor heel die mislukte en o zo nare vrijdagavondervaring. Want God kwam onder het lezen zo krachtig in mijn ziel dat woorden zaken werden, hernieuwde beleving van achttien jaren daarvoor: "Johannes Wassenaar wist al heel jong dat hij een verloren Adamskind was, en boog stiekem wel eens zijn knieën. Ook koesterde hij een onverklaarbare liefde voor Gods volk." "Christina van den Brink had reeds als kleuter "een begeerte naar den hemel en een schrik voor de hel"." "Adriaan van de Roestijne mediteerde op weg naar school vaak over het opschrift van een gedenksteentje bij een boerderij: "De gedaante deser weereld gaat voorbij, 1684"." "Cornelis de Korte - ook al vroeg bezet met "indrukken van dood en eeuwigheid" - zat soms eenzaam achter een deur om zijn onbekeerdheid te huilen." En zo ging het door.
Het was góed om "voor niets" die lange reis met dat zieke lichaam + een bekeuring, te hebben gemaakt, om op deze zaterdagmorgen zo bijzonder door Gods genade te worden bezocht, en te worden teruggeleid naar het begin van Gods opzoekende liefde in mijn leven.