Voor wie is Jezus geboren?
Zou u wat willen schrijven over het aanbod van genade? Mag je tegen iedereen zeggen: "U is heden geboren de Zaligmaker"? En 'de wereld' in Johannes 3 vers 16, wordt daar iedereen mee bedoeld of alleen Gods volk? Het aanbod van genade, wordt daar veelal niet te lichtvaardig over gesproken?'
Om maar met dat laatste te beginnen: er zal wel niet één zaak in de Heilige Schrift zijn, waarover niet lichtvaardig wordt gesproken. De ene mens spreekt lichtvaardig over Gods genade en een ander spreekt lichtvaardig over Zijn heiligheid. De ene mens spreekt lichtvaardig over de vergeving en een ander spreekt lichtvaardig over de zonde. De ene over de hemel, de ander over de hel. Er is bij ons, mensen, alleen maar lichtvaardig spreken en denken, tenzij... de Heere het verandert en ons ernstig maakt. Dit neemt echter niet weg dat een lichtvaardig besproken waarheid wel waar is. Zo kan het geen argument zijn dat er geen aanbod van genade is, omdat mensen er zo lichtvaardig over spreken.
Nu de zaak zelf. We komen de uitdrukking 'aanbod van genade' nergens tegen in de Heilige Schrift. Het is een uitdrukking die door mensen is bedacht. Wel komen we deze uitdrukking tegen in de kanttekeningen op de statenvertaling. Wat wordt ermee bedoeld? Dat de genade wordt aangeboden. Een ander woord voor 'aanbieden' is 'voorstellen', 'voorhouden', 'tonen'. In die betekenis kunnen wij het woord 'aanbieden' ruim gebruiken. Maar waarom zouden we uitdrukkingen gebruiken die niet in de Bijbel staan, wanneer we net zo goed een uitdrukking kunnen gebruiken die wél in de Bijbel staat? In plaats van het woord 'aanbieden' gebruik ik liever het woord dat Jezus Zelf gebruikt, namelijk 'verkondigen', 'prediken'. Hij zegt tot Zijn discipelen (Markus 16 vers 15): "Predikt het Evangelie aan alle schepselen."
Wat in dit verband te denken van de uitdrukking die de engel gebruikt bij de aankondiging van de geboorte van de lang beloofde Messias? Hij zegt: "Ik verkondig u grote blijdschap die voor heel het volk wezen zal: dat voor u heden de Zaligmaker geboren is." Duidelijk is dat de engel het zegt tot de herders die de nachtwacht hielden bij de kudde in de velden van Efratha. Bedoelde hij dat het alleen voor de herders was, of zegt hij 'u', omdat hij nu eenmaal tot mensen spreekt en dan zegt, dat het voor die mensen is? Hij zelf legt het uit: Christus de Heere is niet alleen voor die herders de Zaligmaker, maar de engel zegt dat deze blijdschap voor heel het volk is. In het oude Nederlands staat 'alle den volcke', wat betekent: voor heel het volk. Kanttekening 15 op deze uitdrukking legt uit welk volk er bedoeld is: Namelijk Gods volk. Zie Mattheüs 1 vers 21. Het wordt dus beperkt tot Gods volk. Wie wordt daarmee aangeduid? Heel het volk Israël? Dat wordt immers meermalen het volk van God genoemd, niet omdat ze allen geloofden of de HEERE vreesden, maar omdat Hij een verbond met dat volk had gesloten. De kanttekeningen laten ons bij Mattheüs 1 vers 21 niet in het onzekere. Daar staat over Christus: "Hij zal Zijn volk zaligmaken van hun zonden." En bij 'Zijn volk' luidt kanttekening 21: Dat is, degenen die Hem door de Vader gegeven waren om die te verlossen of te behouden.
Calvijn verklaart de uitdrukking 'die voor heel het volk wezen zal' heel anders. Hij schrijft:
Hoewel de engel alleen tot de herders spreekt, geeft hij nochtans te kennen dat de boodschap van de verlossing die hij tot hen brengt, zich verder dan tot hen uitstrekt, opdat niet alleen zij, maar ook anderen haar zouden horen. Dat de blijdschap het deel van heel het volk zou wezen, verstaan wij dus zó, dat zij aan allen zonder onderscheid verkondigd zou worden. Want niet aan deze of gene, maar aan het hele geslacht van Abraham had God Christus beloofd. Dat echter het grootste gedeelte van de joden beroofd is geweest van de vreugde die hun rechtmatig toekwam, is aan hun ongeloof te wijten. Evenals God vandaag de dag alle mensen door het Evangelie tot de zaligheid roept; maar de ondankbaarheid van de wereld is er oorzaak van dat slechts enkelen de genade deelachtig worden die aan allen gelijkelijk wordt aangeboden. Hoewel deze blijdschap dan tot weinigen beperkt wordt, wordt zij wat betreft God algemeen geheten. Al spreekt dan de engel alleen over het uitverkoren volk, de joden, toch strekt zijn zending zich thans, nu de middelmuur van het afscheidsel verbroken is, tot het hele menselijke geslacht uit.
Ik denk, dat Calvijn gelijk heeft en dat de kanttekeningen ook gelijk hebben. De engel bedoelt namelijk dat de blijdschap van de geboorte van Christus het deel zal worden van al de waar gelovigen, maar dat ze wordt verkondigd aan alle joden.
In zekere zin zou je tot iedereen op heel de wereld kunnen zeggen: Jezus Christus is de Zaligmaker voor u, heel persoonlijk. Er is geen andere en Hij is er voor u! Tegelijkertijd kun je ook zeggen: Hij is daadwerkelijk alleen voor Zijn volk, de waar gelovigen, Zaligmaker.
Precies zo ligt het ook met de uitdrukking 'de wereld' in Johannes 3 vers 16. Wordt daarmee bedoeld dat God alle mensen liefheeft? Of wordt daarmee bedoeld dat Hij niet alleen onder de joden, maar ook in de hele wereld Zijn volk, Zijn uitverkorenen, liefheeft?
Er staat in Johannes 3 vers 16 niet: alzo lief heeft God alle mensen gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft. Er staat ook niet: alzo lief heeft God alleen Zijn uitverkorenen gehad... Er staat 'wereld'. Dit woord is in het Grieks 'kosmos'. Het gaat niet over losse mensen op deze wereld. Maar het gaat God bij de zending van Zijn eniggeboren Zoon om Zijn wereld, Zijn kosmos, Zijn schepping. God heeft Zijn schepping lief. God heeft Zijn schepping niet laten vallen, niet laten varen. Wij hebben Gods schepping wel uit Zijn handen gerukt - voor zover wij konden - maar God heeft Zijn wereld, Zijn schepping niet in de handen van de duivel en van de zondige mens gelaten. God heeft de wereld niet losgelaten. Hij heeft de wereld als kosmos geschapen - het woord 'kosmos' betekent in het Grieks 'sieraad'. Zijn schepping, een kostbaar sieraad, nu zo onvoorstelbaar bevuild en beschadigd door onze diepe val en schandelijke ongehoorzaamheid in Adam... Maar God heeft Zijn Zoon gegeven in die diep gevallen wereld, opdat u niet verderft, maar het eeuwige leven hebt, wanneer u zich aan deze eniggeboren Zoon toevertrouwt. En dat laatste, daar komt het op aan, voor u en mij!