Home
Belijdeniscatechisatie
Bijbelstudie
De Catechisant
Studiemateriaal
Pastoralia
Contact
Links
Nederlandse Geloofsbelijdenis
Is er een toeleidende weg tot Christus?
Een "toeleidende weg" is een weg die naar Christus leidt. De ene predikant zegt dat deze er wel is (en hij gaat er min of meer, soms heel veel op in). De andere zegt van niet. Wie heeft gelijk? In plaats van mijn mening te geven vanuit Gods Woord, dacht ik dat het misschien wel goed was om eens te zien hoe Calvijn hierover schrijft.
Hij schrijft het volgende:
"Voor ons is het om vele redenen nodig onder een voortdurend kruis te leven. In de eerste plaats stellen wij, indien onze zwakheid ons niet als met het oog wordt aangewezen, licht onze kracht boven de rechte maat. Daardoor komen wij tot een dwaas en ijdel vertrouwen op het vlees; en daarop bouwend betonen wij een halsstarrige trots tegenover God Zelf, even alsof onze eigen vermogens, zonder Zijn genade, voldoende waren. Deze aanmatiging kan God niet beter breken, dan doordat Hij door ondervinding ons aantoont, aan hoe grote zwakheid niet alleen, maar ook aan hoe grote broosheid wij lijden. Zo vernederd, leren wij Zijn kracht inroepen. Ja zelfs de allerheiligsten, ook al weten ze, dat ze staan door Gods genade en niet door eigen krachten, zijn toch meer dan recht is, gerust omtrent hun eigen kracht en standvastigheid, tenzij Hij hen door de beproeving van het kruis tot een diepere zelfkennis brengt. Wanneer de gelovigen, zeg ik, door zulke bewijzen herinnerd zijn aan hun ziekten, maken zij vordering tot nederigheid, zodat ze, na het boze vertrouwen op het vlees afgelegd te hebben, zich begeven tot Gods genade."
"Na het boze vertrouwen op het vlees te hebben afgelegd …" Dat is eerst. Wat volgt: "zich begeven tot Gods genade". De toeleidende weg (waar wij niet voor kiezen, maar die God Zijn volk doet gaan) is: vernederen.
We lezen Calvijn verder:
"Het kruis werpt die gedachte die we ten onrechte koesteren van onze eigen kracht, weg, ontdekt onze veinzerij, die ons vermaak schenkt, en drijft ons verderfelijk vertrouwen op het vlees uit. En nadat wij zo vernederd zijn, leert het ons steunen op God alleen. Hieruit blijkt hoe noodzakelijk voor ons de oefening van het kruis is. Immers het is van niet geringe betekenis dat uw blinde eigenliefde afgewist wordt, opdat u zich terdege bewust zou zijn van uw zwakheid; dat u onder de indruk komt van het besef van uw eigen zwakheid, opdat u uzelf leert wantrouwen; dat u uzelf wantrouwt, opdat u uw vertrouwen op God leert stellen; dat u met het vertrouwen van uw hart op God steunt, opdat u, bouwend op Zijn hulp, ten einde toe onoverwonnen mag volharden; dat u zich vestigt op Zijn genade, opdat u mag inzien dat Hij waarachtig is in Zijn belofte; dat u de zekerheid van Zijn beloften duidelijk hebt leren kennen, opdat uw hoop daardoor versterkt wordt."
Let op de volgorde: "En nadat wij zo vernederd zijn, leert het ons steunen op God alleen." En let weer op de volgorde: "Dat u uzelf wantrouwt, opdat u uw vertrouwen op God leert stellen."
We lezen verder. Wanneer Calvijn handelt over de genadige rechtvaardiging, wijdt hij een afzonderlijk hoofdstuk aan het onderwerp "Dat wij onze harten tot Gods rechterstoel moeten verheffen…" Daar lezen we:
"En de strengheid van dat onderzoek moet zover gaan, totdat het ons tot een volkomen verslagenheid gebracht heeft, en ons op die manier toebereid heeft tot het ontvangen van de genade van Christus. Want hij vergist zich die meent dat hij in staat is om die te genieten, indien hij niet eerst de hoogheid van zijn hart heeft neergeworpen."
Calvijn grondt deze visie op I Petrus 5 vers 5, waar staat: "God wederstaat de hovaardigen, maar de nederigen geeft Hij genade." Wie zijn die nederigen? In zijn verklaring op dit vers schrijft Calvijn: "Die vernietigd zijnde, niet betrouwen op hun eigen deugd, wijsheid en gerechtigheid, maar wat er goeds is, alleen in God zoeken."
We lezen verder:
"Bedenk dan eerst, dat tot de zaligheid de toegang niet openstaat, tenzij alle trots is afgelegd en een grondige nederigheid is aangenomen."
Wat verstaat hij onder "een grondige nederigheid"? "Een ongeveinsde vernedering van het gemoed, dat door een ernstig besef van zijn ellende en armoede verslagen is." En "Wanneer u zo dikwijls het woord verbrijzeling hoort, versta daaronder dan de wond des harten, die niet toestaat dat de mens - die verslagen ter aarde ligt - zich opheft. Door zo'n verbrijzeling moet uw hart gewond zijn, als u met de nederigen, naar Gods woorden, verhoogd wilt worden."
Calvijn gaat in het waarderen van de vernedering en van het zelfmishagen zover dat hij schrijft: "De tollenaar wordt door de erkentenis van zijn ongerechtigheid gerechtvaardigd. Hieruit kan men zien hoe welgevallig onze nederigheid is voor Gods aangezicht: zodat het hart niet openstaat tot het ontvangen van Zijn barmhartigheid, indien het niet geheel en al ledig is van alle inbeelding van eigen waardigheid." En hij herhaalt omgekeerd dezelfde waarheid: "Wanneer die inbeelding het hart in beslag genomen heeft, sluit ze voor Gods barmhartigheid de toegang."
In zijn verklaring van Mattheüs 11 vers 28, schrijft Calvijn: "Thans nodigt Christus op vriendelijke toon diegenen tot Zich, van wie Hij weet dat zij geschikt zijn om Zijn discipelen te worden." Een wat vreemde uitdrukking "geschikt zijn..." In zijn verklaring wijst Calvijn erop dat Christus wel bereid is om aan een ieder Zijn Vader te openbaren, maar dat de grote menigte daarop geen acht slaat "omdat zij haar behoefte aan Hem niet gevoelt. De geveinsden bekommeren zich niet om Christus, omdat zij met hun eigen gerechtigheid verzadigd zijn. Deze soort van mensen zou Christus dus tevergeefs tot Zich roepen; daarom keert Hij Zich tot de ellendigen en benauwden, en hiermee heeft Hij het oog op degenen die met hun zonden verlegen zijn en door vrees voor Gods gramschap verslagen, onder zo grote last bezwijken. Christus heeft met de vermoeiden en beladenen diegenen op het oog die zich des eeuwigen doods schuldig rekenen en daarom benauwd in hun geweten zijn en innerlijk onder hun ellende zo gebukt gaan, dat zij machteloos worden. Deze machteloosheid toch maakt ons vatbaar om Zijn genade te ontvangen."
Hoe komen wij aan deze vatbaarheid? Calvijn antwoordt in hetzelfde gedeelte: "Voorts, deze tot de gemeenschap aan de genade van Christus zo noodzakelijke voorbereiding verbrijzelt de mens geheel en al. Toch moeten wij haar als een genadegave van de Heilige Geest aanmerken."
We lezen verder Calvijn:
"Nooit zullen wij voldoende op Hem vertrouwen, tenzij wij geheel en al onszelf wantrouwen; nooit zullen wij in Hem voldoende onze harten opheffen, tenzij wij eerst terneergeworpen zijn in onszelf; nooit zullen wij in Hem voldoende ons troosten, tenzij wij in onszelf mistroostig zijn. Wij zijn dus geschikt om Gods genade aan te grijpen en te houden, wanneer wij het vertrouwen op onszelf geheel en al weggeworpen hebben. Om ons hier niet langer mee bezig te houden: laat ons als een korte, maar algemene en zekere regel dit hebben, dat hij toebereid is om deel te hebben aan de vruchten van Gods barmhartigheid, die zichzelf van de ijdele en opgeblazen inbeelding der rechtvaardigheid geheel ontledigd heeft; want voorzover iemand berust in zichzelf, in diezelfde mate staat hij Gods weldadigheid in de weg."
"Hoe zouden we tot Christus kunnen vluchten indien we niet bekenden dat we van de weg des levens in de afgrond des doods gestort zijn?"
"Gods beloften getuigen dat niemand toegelaten wordt tot het ontvangen van Gods zegeningen dan zij die wegsmelten door het besef van hun armoede."
"Paulus leert dat de wet gegeven is om de overtredingen, namelijk opdat ze de mensen zou overtuigen van hun verdoemenis en daardoor zou verootmoedigen. Dit is de ware en enige voorbereiding om Christus te zoeken."
Uit deze enkele citaten van Calvijn is het volgens mij duidelijk dat degenen die de toeleidende weg ontkennen, niet wandelen in het spoor van Calvijn. Dat ondertussen deze toeleidende weg geen voorwaarde is waaraan de mens vanuit zichzelf moet voldoen, zal duidelijk zijn. Het is God Die ons tot Christus leidt, Die ons op zó'n weg tot Zijn Zoon leidt, dat wij door Zijn Heilige Geest, door Zijn heilige wet en door uiterlijk kruis, worden vernederd.
Natuurlijk is Calvijn geen Bijbel, bezit hij geen pauselijk, onfeilbaar gezag, en hoeft u het dus ook niet met hem eens te zijn. Wat telt, is wat het Woord zegt. Wat zegt God? Jesaja 55 vers 6-7: "Zoekt de HEERE, terwijl Hij te vinden is; roept Hem aan, terwijl Hij nabij is. De goddeloze verlate zijn weg, en de ongerechtige man zijn gedachten; en hij bekere zich tot de HEERE, zo zal Hij Zich over hem ontfermen; en tot onze God, want Hij vergeeft menigvuldig."