Home
Belijdeniscatechisatie
Bijbelstudie
De Catechisant
Studiemateriaal
Pastoralia
Contact
Links
Nederlandse Geloofsbelijdenis
Zwingli, de Reformator van Zürich
 
Na een lange bange tijd van roomse dwaling, schonk de Heere in ons werelddeel het licht van Zijn Woord weer in kerk en huis.
Hij gebruikte daarvoor nietige mensen. Van hen zijn de meest bekenden Maarten Luther en Johannes Calvijn. Veel minder bekend is de Reformator van Zürich,
 
Huldrych Zwingli.
 
Daarom nu een paar dingen over zijn leven en werk in dit thema-nummer van 'De Catechisant'.
 
        De gang van zijn leven
 
Jeugd en studietijd
Zwingli - ruim anderhalve maand jonger dan Luther - wordt geboren op 1 januari 1484, in een bergdorpje in Oost-Zwitserland, Wildhaus. Zijn vader, 'burgemeester' van het dorp, leert hem de grootheid van God en Zijn voorzienige leiding van alle dingen zien in de prachtige zomers op de bloeiende alpenweide met de koeien hoog in de bergen van Zwitserland; in de krachtige onweersbuien in de dalen tussen de peilloos hoge, steile bergen, die zeer diepe indruk maken op het jeugdige gemoed van Huldrych (ook wel Ulrich genoemd); in de strenge winters, wanneer een meters dikke sneeuwlaag van oogverblindend wit alle verkeer onmogelijk maakt.
 
Als Huldrych vijf jaar is, verlaat hij het ouderlijk huis om bij zijn oom, pastoor in Weesen, te gaan studeren. Op tienjarige leeftijd gaat hij naar de grote stad Basel, die vele kilometers lopen van zijn geboortedorp ligt. Huldrych kan mooi zingen en bijna wordt hij daarom verleid om in een klooster te komen. Maar in 1506 rondt hij zijn universitaire studie af en heet voortaan 'Meister Zwingli'.
 
'Als ik het Ambt ontvangen zal...'
In hetzelfde jaar mag hij op 29 september in zijn geboortedorp voor het eerst de 'hoogheilige' mis bedienen (wat een bijzonder indrukwekkende gebeurtenis is, zowel voor hem, als voor zijn ouders, broers en zusters); en kort daarna wordt hij tot priester gewijd in het stadje Glarus, waar hij tot 1516 ijverig en ernstig werkt tot zaligheid van zielen, hoewel hij nog vol zit van roomse dwaling en dus de mensen bedriegt voor de eeuwigheid.
Terwijl Zwingli in Glarus is komt hij onder de indruk van het naderende gericht. De Dag van het Oordeel, wanneer Christus zal wederkomen om levenden en doden voor Zijn Rechterstoel te dagen, verschrikt hem zeer, want hij weet, dat hij voor de heilige God niet kan bestaan!
In die jaren studeert hij ook ijverig in de Heilige Schrift. Het jaar 1516 wordt voor hem het jaar van de 'bekering' tot de Bijbel. De brieven van Paulus leert hij in het Grieks uit zijn hoofd(!) en verder doet hij een buitengewoon grote bijbelkennis op. Maar dat niet alleen. Steeds meer ziet hij de dwalingen van zijn kerk en van de paus.
Later schrijft hij zelf daarover:
Na zeven of acht jaren begon ik als priester in Glarus de Heilige Schrift te bestuderen. Steeds meer zag ik in dat ik alle menselijke meningen moest laten liggen - al viel mij dat buitengewoon moeilijk! - en dat ik Gods bedoeling uit Zijn eigen eenvoudige Woord moest leren kennen. Toen begon ik God te bidden om Zijn licht en de Schrift werd mij steeds duidelijker. Dit was voor mij een helder teken dat God mij onderwees, want met mijn kleine verstand had ik dit nooit kunnen bereiken. Mijn inzicht kwam dus niet door theologische studie, maar toen ik mij geheel aan God en Zijn Woord onderwierp.
 
De eerste stappen tot kerkhervorming
Van groot belang is zijn studie van de beroemde kerkvader Augustinus. Door diens uitleg van het Evangelie naar de beschrijving van Johannes leert Zwingli enigszins de genade van God kennen. Niet meer de verdienste van het schepsel, maar de genade van God, onverdiend, onverplicht. Steeds meer gaat hij in zijn prediking er nadruk op leggen dat alleen Christus de Zaligmaker is en niet de heiligen, niet de goede werken, niet de mis, niet de aflaat. Hij verzet zich in zijn tweede gemeente Einsiedeln (1516-1518) dan ook duchtig tegen de geldgierige praktijk van de aflaathandel en tegen de afgodische aanbidding van het zwarte mariabeeld in zijn gemeente.
 
Tot helder inzicht gekomen
In 1518 wordt Zwingli gekozen als priester in de belangrijke stad Zürich, waar hij op zijn 35ste verjaardag, 1 januari 1519, zijn eerste preek houdt. In deze dienst maakt hij bekend dat hij voortaan hele bijbelboeken door zal preken en niet over menselijke boeken die de roomse kerk voorschrijft.
Zijn aanwezigheid en werk in deze stad zal mede daardoor binnen korte tijd van de grootste invloed worden! Maar wanneer hij er zijn werk begint, heeft hij nog niet veel kennis of last van zijn zonden en ook de betekenis van Gods genade en de inhoud van het werk van Christus is hem nog grotendeels onbekend. Toch laat de Heilige Geest hem er reeds iets van zien en het schemerlicht van Gods genade breekt toch langzaam door. De inwoners van Zürich voelen wel aan dat de nieuwe priester heel anders preekt dan zijn voorgangers. Er komt onrust onder de gemeenteleden, bij arm en rijk, bij ongeletterd en geleerd!
 
De pest en haar gezegende gevolg
In het najaar van 1519 wordt niet alleen Zürich, maar ook Zwingli zelf door de pestziekte aangegrepen. Deze vreselijke volksziekte kost 2500 doden - van de 7000 inwoners van Zürich!! Zwingli is zelf ook in doodsgevaar.
Wat hij tijdens die ziekte en het wonderlijke herstel beleeft, schrijft hij in het volgende gedicht.
 
In grote nood !
Help mij, o God, help mij in deze nood;
De pest heeft mij geveld, de zwarte dood!
O Heiland mijn, wees Gij toch mij nabij;
Gij overwint, Gij zijt 't tot Wie ik schrei;
Gij Die mij maakt' en vormde tot Uw vat;
Gij zijt het Die mijn levensdagen mat.
 
Een angst, zo groot, ontrooft mij alle troost,
Maar in Uw oor heb ik mijn zucht geloosd.
Mijn tong is stom, mijn zinnen zijn verdord;
Maar is Uw hand, Uw rechterhand verkort?
Mijn zwak gemoed kan satan niet weerstaan,
Maar hoopt op U en is met U voldaan.
 
Uw wonderheên, daar ik weer beet'ren mocht,
Die loven Ú, Die met Uw bloed mij kocht.
En voordat straks de dood mij halen zal,
Wil nú mijn mond, geopend in dit dal,
U prijzen steeds, vervuld met hemelvreugd;
Tot lof van U, tot lof van Christus' deugd!
 
Nu leert hij pas echt zijn kleinheid en de ernst van het leven inzien. Ook dat in hem geen zekerheid is, maar dat ze is in Christus. Hij buigt onder Gods slaande hand en belijdt: U mag met mij doen, wat U wilt! En door voortgezette, ernstige studie van de Bijbel gaat voor hem steeds duidelijker worden dat de vergeving der zonden alleen door het Offer van Christus is.
 
Voor het eerst echt reformatorisch
Rond de maand juli van het jaar 1520 schrijft hij voor het eerst op reformatorische manier over de Bijbel als het Woord van God, over de kennis van de zonde, over de genade als grond van de vergeving, over het geloof als louter vertrouwen op Gods barmhartigheid, over de buitensluiting van alle eigen verdiensten en over de praktijk van godzaligheid als een leven van dankbare gehoorzaamheid.
Inmiddels maakt hij kennis met het eerste geschrift van de grote Duitse kerkhervormer Maarten Luther over het 'Onze Vader'. Hij beveelt het zijn gemeente openlijk aan, want hij voelt zich geheel eensgeestes met hem.
 
In 1522 ontstaat het eerste conflict tussen Huldrych Zwingli en de bisschop van Konstanz. Het gaat over het vasten. Zwingli heeft leren zien dat de menselijke geboden van de roomse kerk niet nuttig zijn tot zaligheid en dus niet gehouden hoeven te worden. Hij houdt op 23 maart een preek over het vasten en laat zien dat dit menselijke bevel tegen de Bijbel ingaat.
Deze preek wordt gedrukt en wij noemen dit werkje het eerste reformatorische geschrift van Zwingli. Het is in zijn dagen bijna ongehoord dat iemand zich tegen de paus en heel de kerk durft verzetten met een beroep op de Bijbel. Wij kunnen ons niet indenken hoe ontzagwekkend dat in de dagen van Zwingli moet zijn geweest: heel de stad en haar omstreken zijn in beroering en er wordt dan ook door een belangrijke ingezetene van de stad een aanklacht tegen Zwingli ingediend!
 
De Bijbel zegeviert!
De stadsraad van Zürich bemoeit zich ermee en nodigt de bisschop van Konstanz met andere kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders uit voor een openbaar gesprek (een dispuut) op 29 januari 1523.
Voor dit godsdienstgesprek schrijft Zwingli zijn eerste 'geloofsbelijdenis' in 67 stellingen, waarin hij kort de grondslag van zijn reformatorische gedachten, op grond van Gods onfeilbaar Woord, uiteenzet.
------
Een paar van de 67 stellingen
Ik, Huldrych Zwingli verklaar dat ik de volgende artikelen in mijn geliefde stad Zürich heb gepreekt, op grond van de Heilige Schrift, die door God is ingegeven, en ik bied mij aan deze artikelen overeenkomstig de Heilige Schrift te verdedigen en mij door een ander te laten onderwijzen, wanneer ik de Heilige Schrift niet recht heb verstaan; maar alles alleen vanuit de Heilige Schrift.
1 Allen die zeggen dat het Evangelie pas waar is, als de kerk het zegt, dwalen en beledigen God.
2 Kern van het Evangelie is dat onze Heere Jezus Christus, waarlijk Zoon van God, ons de wil van Zijn hemelse Vader heeft geopenbaard en ons met Zijn onschuld van de dood heeft verlost en met God heeft verzoend.
3 Daarom is Christus de enige Weg tot zaligheid voor allen die ooit hebben geleefd, nu leven en nog zullen leven.
4 Wie een andere deur zoekt of aanwijst, dwaalt, ja, die is een moordenaar van zielen en een dief.
7 Christus is het eeuwige Hoofd en de eeuwige Zaligheid van alle gelovigen, die Zijn lichaam zijn, dat zonder Hem dood is en niets kan doen.
14 Daarom moeten alle Christenen er zich tot het uiterste toe inspannen dat alleen het Evangelie van Christus overal gepredikt wordt.
15 Want in het geloof daaraan bestaat onze zaligheid en in het ongeloof onze verdoemenis.
16 In het Evangelie wordt ons geleerd dat leringen en inzettingen van mensen niet nuttig zijn tot zaligheid.
22 Christus is onze Gerechtigheid. Daaruit volgt dat onze goede werken goed zijn, voorzover zij uit Christus zijn; maar niet goed zijn, voorzover zij uit ons zijn.
28 Alles wat God toegestaan of niet verboden heeft, is recht. Daaruit leren wij dat het huwelijk alle mensen betaamt.
47 Een mens moet liever de dood ondergaan, dan dat hij een Christen zou ergeren of tot schande brengen.
55 Wie zegt dat een of andere zonde van een berouwhebbend mens hem niet vergeven kan worden, spreekt niet namens God of de apostelen, maar namens de duivel.
 
Hier moet niemand proberen met spitsvondigheid of menselijk geklets te strijden, maar als hij komt, moet hij de Heilige Schrift als rechter erkennen, opdat men óf de waarheid mag vinden óf, als men die reeds gevonden heeft, deze moge behouden.
Dat geve God.
------
Deze 67 stellingen zijn één grote Christus-prediking. Zwingli wil niets weten dan Jezus Christus en Die gekruisigd. Alles wat in de toenmalige roomse kerk en staat gaande is, in leer en praktijk, wordt door hem aan de Bijbel, als het onfeilbaar Woord van God, getoetst!
Nadat het gesprek gehouden is, verklaart de stadsraad: 'Meester Huldrych Zwingli moet voortgaan en vanaf nu zoals hij deed het heilig Evangelie en de ware Heilige Schrift verkondigen, zo lang, totdat hij door een betere overtuigd wordt.'
Daarmee is de overwinning voor de Reformatie in de stad Zürich! Toch is de grote strijd tussen de roomse kerk en de gereformeerde of hervormde kerk onder leiding van Zwingli nog maar net begonnen...
De bisschop laat zonder goede grond verklaren dat Zwingli het godsdienstgesprek van 29 januari heeft verloren. Daarom geeft Zwingli op 14 juli van dat jaar zijn stellingen mét een uitgebreide verklaring uit. Dit is zijn belangrijkste en uitvoerigste geschrift.
 
Van groot belang voor de doorwerking van de Reformatie is dat Zwingli en zijn navolgers de armen niet vergeten! Ernstig klinkt de oproep om geld en goed te besteden ten goede van de vele armen.
Binnen korte tijd is de meerderheid van de stad op de hand van Zwingli en wordt zelfs een belangrijke monnik uit Zuid-Frankrijk, Franz Lambert, voor de zuivere leer gewonnen. Deze verlaat daarop zijn klooster, studeert bij Luther en wordt professor in de theologie, waar hij grote en goede invloed heeft op vele toekomstige predikanten!
 
Beeldendienst en Avondmaal
In hetzelfde jaar wordt opnieuw een openbaar gesprek gehouden, van 26 tot 29 oktober. Nu gaat het over de mis, die een herhaling van het offer van Christus wordt genoemd; en over de beeldenverering. Zwingli bewijst vanuit Gods Woord dat de mis een dwaling is en dat beelden tot oneer van God zijn. De stadsraad durft deze zeer gevoelige punten nog niet direct aan te pakken, maar in juni 1524 worden de beelden toch verwijderd en in het voorjaar van 1525 wordt voor het eerst het Heilig Avondmaal gehouden, zoals Christus het heeft ingesteld.
 
Wij kunnen ons bij lange na geen voorstelling vormen, hoe diep ingrijpend dat moet zijn geweest voor het volk in Zürich...! De tegenstand is dan ook groot, valse geruchten worden verspreid. Zelfs wordt een plan gemaakt om Zwingli te ontvoeren(!), maar temidden van alle verwarring, zo schrijft een tijdgenoot 'stond al zijn troost met een vrolijk gemoed op God alleen. Daarom vermaant hij ook de hele stad Zürich dat zij alleen op God moeten vertrouwen.'
 
Huwelijk en gezin
In diezelfde tijd ziet Huldrych steeds duidelijker in dat de Bijbel hem nergens verbiedt te trouwen, ja hij voelt dat hij zonder de gave van onthouding niet ongetrouwd mag blijven. Op zekere dag maakt hij door een catechisant uit zijn gemeente kennis met diens moeder, weduwe Anna Reinhart. Zij kan geheel instemmen met de prediking van deze nieuwe predikant Zwingli. En al heeft de bisschop hem uitdrukkelijk verboden om te trouwen..., op 2 april 1524 maakt Zwingli bekend dat zij in het huwelijk zijn getreden. Zij zullen helaas maar een paar jaar getrouwd zijn, maar krijgen van de Heere een zeer gelukkig huwelijk; er worden vier kinderen geboren.
Na hem treden veel monniken en nonnen uit het klooster en trouwen. Zij waren door de roomse dwaling gevangen gehouden in de belofte nooit te zullen trouwen, maar op grond van de Heilige Schrift mogen zij nu tot een beter inzicht en een betere praktijk komen.
 
De raad der stad besluit dit tere en moeilijke punt niet over te geven aan wildgroei, maar in ordelijke banen te leiden. Er worden allerlei wetten ingesteld op dit gebied (wat de roomse kerk altijd uit de handen van de overheid heeft gehouden) en een raad wordt geïnstalleerd, die toezicht moet houden op de naleving van de eerbaarheid. Deze instelling zal van buitengewoon grote invloed worden op heel de kerk van de Reformatie, ook in ons Nederland(!), door Calvijn, die er een kerkenraad van maakt.
Zwingli besteedt veel aandacht aan zijn kinderen, omdat hij weet dat het zaad van Gods Woord op jonge leeftijd beter kan ontkiemen, en omdat hij weet dat de duivel juist bij kinderen en jonge mensen zal proberen in het hart binnen te dringen.
Zijn vrouw is vrijgevig en stelt haar huis open voor allen die de HEERE vrezen. Zo komen er van alle windstreken die in Huize Zwingli  gastvrij worden onthaald en die de grote zaken van Gods Koninkrijk met Zwingli en zijn echtgenote mogen bespreken.
 
Niet al te rechtvaardig
Helaas is er niet alleen vrede en harmonie in het leven van Zwingli. Er is ook veel onrust en tegenstand. Niet alleen van de roomse kerk, maar ook van de wederdopers. Deze mensen zijn het wel met Huldrych Zwingli eens, als hij tegen de roomse misstanden ingaat, maar ze zijn niet voorzichtig, niet verstandig.
Zwingli beseft dat een hele gemeente niet zomaar inziet dat eeuwenlange gebruiken van de roomse kerk onbijbels zijn, en hij beseft dat er veel wijsheid en geduld nodig is om helder licht te doen opgaan in de harten van eenvoudige gemeenteleden. Hij staat op het standpunt: eerst moet door de voortdurende en eenvoudige prediking van het Evangelie de kennis van Christus in het hart worden opgericht, voordat de beelden van Christus in de kerkgebouwen kunnen worden weggehaald.
Maar allerlei radicalen drijven door en eisen zelfs dat nu alle gezag aan de kant wordt gezet. Er hoeft volgens hen geen overheid te wezen en geen belasting te worden betaald. Zij ontketenen revolutie. Zwingli is in hun ogen veel te bang en veel te voorzichtig. Maar nu grijpt de stadsraad in en velen van deze gevaarlijke mensen, die ook de kinderdoop verwerpen, worden gevangen gezet en één wordt zelfs ter dood veroordeeld...
Daarom houdt Zwingli op 24 juni 1523 een preek over de bergrede van de Heere Jezus, waarin hij uiteenzet hoe de staat een Goddelijke instelling is en dat de Heilige Schrift nergens toestaat dat we oproerig zijn tegen het gezag. In deze preek bewijst Zwingli vanuit Gods Woord dat er aan de Wet van God een uitwendige kant zit én een inwendige. De inwendige gaat over de gezindheid van ons hart, hóe we gehoorzamen (namelijk onwillig of uit liefde); de uitwendige kant gaat over de daden die wij doen, en waar de overheid ook alles mee te maken heeft.
Helder legt Zwingli dan uit dat een Christen een goede burger is: plichtsgetrouw, matig en vredelievend. Heel praktische adviezen geeft hij ook over het gebruik van de aardse bezittingen.
Deze nieuwe tegenstanders zijn aanvankelijk Zwingli's trouwste en ijverigste volgelingen, maar nu willen ze door hun onverstandigheid zelfs verder gaan dan de Bijbel en sommigen komen tot de meest weerzinwekkende uitspattingen. De vijanden schuiven het Zwingli in de schoenen alsof dit de vrucht van zijn prediking is, maar dat is oneerlijk, want in gehoorzaamheid aan Gods Woord kan de trouwe reformator van Zürich niet met zijn vroegere vrienden mee. Hij laat liever alle schepselen los, dan dat hij in het allerminste tegen Gods gebod ingaat! Helaas moet hij nu ook meemaken dat sommige gemeenteleden zelfs spotliederen op hem maken.
 
Het geheel van Zwitserland
Ontzettend verdrietig is het dat Zwingli met al zijn inspanning om de leer der waarheid te prediken, toch niet kan bewerken dat heel Zwitserland zich stelt achter zijn leer. Veel onaangename dingen gebeuren er, oorlogsdreiging wordt geuit.
Zelfs worden er plannen beraamd om Zürich te dwingen - en later zal ook een vreselijke oorlog uitbreken. Zwingli is goed thuis in de krijgskunde en schrijft een boekje over het rechte oorlogvoeren. Van een aanvoeder of generaal schrijft hij dan dat het belangrijkste niet is dat hij goed is in oorlogvoeren, maar dat hij godvruchtig is!
De tegenstand vanuit het roomse deel van Zwitserland is bitter en scherp. De druk op de stadsraad van Zürich is groot, maar door Gods genade houden de mannenbroeders dapper stand en bevorderen zij de reformatorische prediking en praktijk. Levensgevaar dreigt in veel delen van Zwitserland en zelfs komen getrouwe predikers op de brandstapel terecht!
Na verloop van tijd moet het protestantse deel zich helaas verdedigen met wapengeweld. Maar ook dat brengt de stad Zürich niet van haar stuk: de breuk met de paus is definitief.
Hoeveel ijver Zwingli verder ook aan de dag legt om dingen zó te organiseren dat er géén oorlog komt, het lukt hem niet. Hij moet op deze manier leren dat de kracht van de Reformatie niet gezocht mag worden in organisatie, maar in de onverhinderde prediking van Gods Woord. Zolang Zwingli dat doet, mag hij goede gevolgen zien. Hij ziet tot zijn vreugde dat de machtige steden Bern en Basel overgaan tot de Reformatie en de prediking van het Evangelie bevorderen.
 
Wat is het droevig dat het met het roomse deel van Zwitserland zo is gegaan en dat ook in onze tijd het woord van de Heere Jezus nog steeds bewaarheid wordt: Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard...
 
De zuivere prediking van Wet en Evangelie draagt door Gods genade vrucht: mensen hebben hun bloed ervoor over. De kracht van de prediking wordt steeds duidelijker ervaren. En de onvermoeide reformator van Zürich doet er alles aan om de geloofskennis van zijn gemeenteleden te bevestigen.
Een heel belangrijk middel is de zogenaamde 'profetie'. Dat heeft niets te maken met het profeteren van de Oudtestamentische profeten, maar de dagelijkse Bijbeluitleg door verschillende predikanten te Zürich wordt zo genoemd. Deze predikanten komen elke morgen vanaf 8 uur bijeen in de hoofdkerk en lezen samen een gedeelte van Gods Woord, leggen het uit en houden aansluitend een korte preek. Zo wordt elke dag een volgende gedeelte van het heilig Woord des Heeren voor de gemeente verklaard.
 
Ook in Nederland wordt tientallen jaren lang dit soort van bijeenkomsten gehouden, waarbij godzalige ouderlingen het woord voeren en vanuit Gods Woord over het geestelijk leven spreken. Later ontstaan hieruit de zogenaamde gezelschappen, waarin ouderlingen of andere kinderen van God onderwijs geven in Gods Woord. Ze zijn van onschatbare waarde voor de bekering van vele zielen. Dit verschijnsel stamt dus uit de predikarbeid van Zwingli te Zürich!
 
Zwingli en Luther
De reisafstand tussen Zürich en Wittenberg is in de dagen van Zwingli bijzonder groot. Daarom kennen Luther en Zwingli elkaar niet, behalve uit hun geschriften. En zoals wel vaker gebeurt: dan kan er wel eens een misverstand zijn. Wanneer er persoonlijk contact is, kan dat gemakkelijker worden opgelost.
Zo denkt ook Philipp van Hessen, een belangrijke vorst in Duitsland. Hij kent Luther en staat 100% achter zijn prediking. Hij leert ook Zwingli kennen en voelt duidelijk dat ook deze man de Bijbel alleen laat spreken. En daarom doet het hem verdriet dat Luther zo negatief over Zwingli spreekt.
Daarbij denkt hij aan de politieke omstandigheden. De protestantse vorsten zijn in Duitsland ver in de minderheid en de dreiging van de roomse keizer Karel V is nog steeds groot. En als er dan ook nog verdeeldheid in het kamp van Luther - Zwingli wordt gezaaid, wordt het wel erg moeilijk om tegenover keizer Karel V enige invloed te laten gelden. Daarom nodigt hij beide reformatoren uit om de verschilpunten eens rustig te bespreken op zijn slot te Marburg.
Van 1 tot 4 oktober 1529 spreken Luther en Zwingli elkaar en al gauw blijkt dat er veel punten van overeenstemming zijn, maar op één punt worden ze het samen helaas niet eens. En dat is over de manier waarop Christus in het Heilig Avondmaal aanwezig is. Luther denkt dat Christus' lichaam in het brood is en dat iemand dit lichaam van Christus dus letterlijk ontvangt bij het eten van het Avondmaal. Zwingli daarentegen heeft als opvatting - die ook Calvijn zal overnemen en die wij in ons avondmaalsformulier en in de Catechismus ook tegenkomen, namelijk - dat Christus geestelijk aanwezig is en dat alleen het geloof Hem ontvangt. Luther denkt op dit punt nog min of meer rooms en Zwingli kan niet van Gods Woord af en daarom blijft de breuk met Luther helaas bestaan.
Luther is ruw en zegt dat de volgelingen van Zwingli een andere geest hebben dan hij, dus niet de Heilige Geest! Ook Zwingli wil niet toegeven. Luther kan dan ook Zwingli niet met broederlijke liefde tegemoet treden, maar belooft wel hem met christelijke liefde te behandelen.
De vrucht voor Zwingli is dat hij door Luthers opvatting de waarde van het Avondmaal beter inziet als versterking van het zwakke en aangevochten geloof!
 
Wij kijken met verdriet naar dit gesprek en deze verdeeldheid. En we zien duidelijk, dat ook grote mannen kunnen dwalen.
 
Calvijn neemt veel van Zwingli's gedachtegoed over het Heilig Avondmaal over, doordenkt het alles vanuit Gods Woord opnieuw grondig en komt dan tot een mening die wij in Nederland nog steeds hebben en die grotendeels terug te voeren is op Zwingli's opvatting.
Zwingli en Calvijn vergelijken het Avondmaal met een trouwring. Deze ring zelf is niet waardevol, maar omdat de bruidegom deze ring geeft aan zijn bruid en haar trouw belooft én ook zijn hart aan haar geeft, dáárom wordt deze ring voor de bruid alles waard. Deze ring is voor haar het bewijs van zijn trouw en liefde. Zo beschouwt een kind van God ook het Heilig Avondmaal!
 
De eerste Kappeler oorlog
De verhouding met de roomse gebieden in Zwitserland wordt helaas steeds moeilijker. De roomse kantons sluiten een verdrag met de roomse koning van Oostenrijk en dreigen met oorlog. Ook in Zürich is het deel dat van harte achter de reformatorische prediking en kerkinrichting staat, helaas in de minderheid. Veel anderen vinden het wel goed, maar als de oude roomse leer terug zou keren, vinden ze het ook goed.
Zo komt er steeds meer oorlogsdreiging en in juni 1529 trekt een leger uit Zürich op naar de roomse kantons, omdat op 29 mei dominee Jakob Kaiser om zijn geloof en om zijn prediking is verbrand. Deze oorlog eindigt voordat hij begint en er wordt vrede gesloten, maar het is geen eerlijke vrede...
 
Door Gods genade gaat het werk van de kerkhervorming in Zürich zegenrijk voort. De dagelijkse uitleg van de Bijbel, de zogenaamde profetieën, worden druk bezocht en mogen rijke vrucht dragen. Eén van de belangrijkste vruchten is wel dat de Bijbel in het Zwitsers-Duits wordt vertaald en op 1 maart 1529 wordt uitgegeven!
 
De tweede Kappeler oorlog; Zwingli's dood en daarna
Omdat de roomse tegenstand steeds groter wordt in de kantons om Zürich heen, maakt Zwingli plannen om deze dreiging het hoofd te bieden. Er komt een tweede oorlog, die op 9 oktober uitbreekt met de overval van het roomse kanton Luzern op het dorpje Hitzkirch.
Zwingli trekt als veldprediker mee en strijdt bij het dorpje Kappel tegen een meer dan viervoudige overmacht.
Op 11 oktober 1531 verliest hij met 500 andere inwoners uit Zürich het leven! Zijn lichaam wordt gevierendeeld en verbrand en zijn as wordt in de wind verstrooid. Maar hoewel de vijanden zijn lichaam hebben kunnen doden..., zijn ziel vaart op tot God, zijn Zaligmaker Die hem kocht met Zijn bloed.
Huldrych Zwingli geeft op 47-jarige leeftijd zijn leven uit eerlijke liefde voor de waarheid en voor de voortgang van de Reformatie! Groot is de rouw in de stad Zürich en in het gezin van weduwe Zwingli, die behalve haar man nog vier andere familieleden verliest.
Het ergste is dat de zaak des Heeren met deze nederlaag in groot gevaar komt. Maar Gods trouw is groot en de kracht van Zwingli's prediking blijkt na zijn dood. De stadsraad geeft niet toe aan de druk die van buiten en van binnen de stad komt, en reeds in december van hetzelfde jaar wordt een opvolger van Zwingli aangesteld: zijn trouwe vriend en medewerker Heinrich Bullinger.
Deze zal voor de zaak des Heeren van buitengewoon grote betekenis worden en meer dan honderd jaar lang rijke invloed hebben - mede door Calvijn in Genève -, vooral in ons vaderland en in Engeland. Zijn meest bekende boek is het Huysboeck (onlangs opnieuw in het Engels uitgegeven, getiteld The Decades of Henry Bullinger) met vijftig uitgebreide preken die hij in Zürich heeft gehouden. Hierin wordt de leer van Zwingli en van Calvijn op meesterlijke wijze vertolkt, en geslachten lang mag ons volk daaruit onderwezen worden en tot Christus geleid!
 
       Iets uit Zwingli's geschriften
 
Kernachtig
Een heel belangrijk punt in de gedachten en dus in de preken en geschriften van Zwingli is wat hij persoonlijk beleeft - en nu ook steeds weer uitdraagt vanuit Gods Woord -, dat de mens totaal onmachtig is om iets goeds te doen en dat alleen God hem kan geven alles wat hij nodig heeft. Een tekst die we bij hem slag over slag tegenkomen, is Johannes 6 vers 44, waar Christus zegt:
"Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader Die Mij gezonden heeft, hem trekt."
 
Dit vormt de kern van zijn denken en werken. Alles ligt vast in de raad van God, alles wordt bestuurd door de macht en wijsheid van God en alles is ook gericht op de eer van God.
In onderscheid met de humanisten benadrukt Zwingli dus dat wij ons zelf geen troost kunnen geven en dat de enige redding uit onze grote nood bij God vandaan moet komen. Vaak haalt hij Psalm 116 vers 11 / Romeinen 3 vers 4 aan:
"Elk mens is leugenachtig, maar God waarachtig."
 
Ons geloof maakt ons niet zalig, maar God Die het geloof in ons werkt! En dan niet een historisch geloof of een persoonlijke mening / inbeelding, maar een bevindelijk vertrouwen. Het geloof moeten we van God ontvangen, mensen kunnen het ons niet geven. God gebruikt de prediking van het Woord, maar bij het uitwendige Woord moet wel het inwendige Woord komen, namelijk de werking van de Heilige Geest. Zwingli weet: God is niet aan ons gebonden. Hij alleen bepaalt of Zijn Woord vrucht draagt. Calvijn stemt hiermee hartelijk in.
 
Het hoofddoel van zijn prediking omschrijft hij als volgt:
Ik bracht u tot de kennis van Christus' wonden.
 
En:
Leer toch eindelijk: dat dit het Evangelie is, waar God door Zijn genade uit Zijn vrije welbehagen de mens genadig verlicht, tot Zich trekt, bij Zich troost en rustig maakt, en verlost van alle zondeschuld. Wanneer iemand de ellende waarlijk heeft ervaren, dan jubelt en juicht hij over die ongehoorde boodschap die God hem geeft, en hij valt het woord van Paulus bij: het Evangelie van Christus is een kracht van God tot zaligheid voor een ieder die gelooft.
 
Verkiezing en Voorzienigheid
Terwijl Zwingli in oktober 1529 in Marburg is op uitnodiging van graaf Philipp van Hessen om een gesprek te hebben met Luther, houdt hij een preek over de Goddelijke voorzienigheid. De graaf vraagt hem deze preek op schrift te zetten en te verspreiden. In dit belangrijke boek schrijft Zwingli het volgende:
Christus Zelf verzekert dat de haren van ons hoofd geteld zijn, ja dat niet eens een musje op de aarde valt, zonder de wil van God. Daaruit leren wij dat ook wat wij toevallig noemen, niet toevallig of willekeurig is, maar dat alles plaatsvindt volgens het bevel en het bestel van God.
Wij moeten bekennen dat er maar één eigenlijke Oorzaak van alle dingen is; al het andere is daaraan ondergeschikt. God kon de mens wel zonder middelen onderhouden, zoals Hij Mozes veertig dagen lang zonder spijze heeft gevoed, maar Hij wilde dat alle dingen elkaar dienen en ook de mens dienen. Zo zijn alle dingen die gebeuren, geen oorzaken, maar instrumenten in de hand van God.
Wanneer een groot deel van mensen in de eeuwige gevangenis wordt vastgehouden, is deze straf terecht, (a) vanwege hun verzet, én (b) deze mensen zijn volgens Gods voorzienig bestel geboren om Gods rechtvaardigheid te verkondigen. Duidelijk is dat zelfs de ellende nog Gods eer verkondigt. Deze mensen zijn namelijk voorbeelden van Zijn rechtvaardigheid. Daarom heeft God Zich niet vergist toen Hij de zondeval niet verhoedde. En verder: hieruit ziet men meteen de onschatbare waarde van het feit dat de mens zo geschapen werd, dat hij kon vallen. Anders had namelijk Gods Zoon nooit de menselijke natuur aangenomen. Zo volgt uit Gods werken alleen het goede, ook wanneer zij bij het begin niet zonder grote zonden zijn. Het ongeluk dat uit de val volgde, kan geen gelukzaligheid zijn, maar wanneer we overdenken wat uit de val te voorschijn komt voor de mens, namelijk de kennis der gerechtigheid, dan zien wij dat de val van ons geslacht ons ten goede ingevoegd is.
 
Een gevolg van het albestuur van God is, dat wij alles van Hem moeten verwachten en niets van ons zelf, want alles wat wij willen, denken of doen, komt voort uit God. Hierin strijdt Zwingli tegen de opvatting van de latere remonstranten, die door de Dordtse Synode van 1618-1619 zal worden verworpen:
 
Hoe zouden wij ons zelf iets kunnen toeschrijven, terwijl wij zelfs niet eens bestaan zonder Hem, laat staan werken. Aangezien er dus uit onze eigen kracht niets is, niets leeft of werkt, niets denkt of overlegt, maar dat juist de alomtegenwoordige kracht van God dit alles draagt, hoe zou dan de mens een vrije wil hebben?
 
Een gevolg van de eeuwigheid der verkiezing is:
Is de verkiezing van eeuwigheid? Dan blijft zij vast, in welke vreselijke zonden de verkorene ook valt. Maar deze zonden zijn voor hem aanleiding om zich tot God te bekeren, zoals bij David en Paulus.
 
Hoe de jeugd moet worden onderwezen
Aan zijn 14-jarige stiefzoon Gerold Meyer von Knonau schrijft Zwingli een boekje over de opvoeding. Het gaat daarin over de verhouding van de jongere tot God, tot zijn medemens en tot zichzelf.
Voor alle dingen moet je erop letten dat menselijke kracht ook al zou ze nog zo groot zijn, geen hart kan trekken tot geloof in de enige God; alleen de hemelse Vader Die ons tot Zich trekt, kan dat.
Uit de zichtbare wereld zal je leren dat Gods voorzienigheid voor alles zorgt, alles bestuurt en behoedt. En dan weet jouw hart dat het eenvoudig alles van God mag bidden en zal je het voor onjuist houden te bidden om iets wat ongepast is. Dan zal je je ook schamen iets te wensen of te hebben, wat je voor God niet mag hebben, en je zult enkel en alleen streven naar wat waarlijk zalig maakt.
Op die manier zul je het geheim van het Evangelie verstaan, nadat je de toestand van de eerste mens hebt leren kennen, dat die namelijk na de overtreding van het Goddelijke gebod de dood stierf en met zijn zonde zijn gehele nakomelingschap vergiftigde. Zo zal je ook je eigen zondigheid erkennen.
Als je nu het geheim van het Evangelie verstaat, probeer je eerlijk te leven. Daarom moet het Evangelie zo zuiver en zorgvuldig mogelijk gepreekt worden. Ook moet je op tijd leren, wat God het liefste heeft dat je doet, namelijk zoals Hij zonder ophouden ons ook doet: gerechtigheid, trouw, barmhartigheid bewijzen.
Het beste middel om in je innerlijke leven tot het goede te komen is: je dag en nacht oefenen in Gods Woord. Ben je daarin ingedrongen, dan zal je in alle omstandigheden het juiste voorbeeld vinden van een rechte levenswandel: Christus, hét Voorbeeld van de ware deugd. Ken je Hem uit Zijn Woorden en daden dan zal je je Hem zo eigen maken, dat je bij alles wat je doet of denkt, iets van Christus' deugd zoekt te verwerkelijken, voorzover je menselijke zwakheid dat vermag. Je zult van Hem leren op de juiste tijd te spreken en te zwijgen.
Spel met leeftijdsgenoten is op de juiste tijd goed, namelijk als dat spel je onderwijst en je lichaam oefent; bijvoorbeeld schaken. Maar je moet maat houden.
Je kunt lieden zien die ernstige dingen aan de kant leggen en hun tijd in allerlei spel verkwanselen. Ik sta spel toe voor korte momenten; maar dobbelspel en kaartspel... foei, weg daarmee! Ook in zwemmen zie ik niet veel nut.
Moet je iemand berispen, dan moet je het zo doen dat je de fout wegdoet, maar die mens voor je wint en nauwer aan je verbindt. Het streven naar waarheid moet in ons zo sterk zijn, dat we onze woorden steeds zo overleggen dat er geen list of bedrog in steekt. Een goed hart moet dan het meest ontevreden zijn over zichzelf, wanneer het zich op een leugen betrapt, al was het onbedacht! Het is de plicht van elk mens de waarheid te spreken met zijn naaste, want Christus is de Waarheid.
 
'Een korte en Christelijke inleiding'
Na het eerste godsdienstgesprek in Zürich (januari 1523) wordt een tweede gesprek gehouden van 26 tot 29 oktober 1523. Nu wordt gehandeld over de beelden in de kerk en de mis. Nadat dit gesprek is gehouden, beveelt de stadsraad Zwingli een kort geschrift samen te stellen waarin de Bijbelse grondslag van het beeldenverbod en van het Heilig Avondmaal duidelijk wordt gemaakt. Dit is het eerste officiële belijdenisgeschrift van de Reformatie. Op 9 november is het klaar en op 17 november komt het uit. De onwetenden in Zürich worden onderwezen, hoe ze zich moeten gedragen volgens het Woord van God. En de predikanten moeten dit belijdenisgeschrift gebruiken om des te dieper in te dringen in het heilig Evangelie.
 
Het geschrift begint als volgt:
Omdat alle onderwijs tevergeefs is, tenzij God de mens inwendig verlicht, zo moet iedere christen God ernstig aanroepen dat Hij het licht van Zijn Woord laat schijnen en ons, arme, onwetende mensen met Zijn genade wil trekken, zodat wij Hem recht kennen en liefhebben. En de Heere heeft ons beloofd te zullen geven, waarom we Hem aanroepen.
Opdat we weten waarvan wij ons moeten beteren, is het nodig onze schuld te kennen. Daarom is het nodig de oorsprong van de zonde te weten, opdat een ieder zich als zondaar veroordeelt en zich overgeeft aan Gods barmhartigheid.
Vanaf onze geboorte zijn wij allen zondaren, want wij zijn allen uit Adam geboren. Nu is Adam, voordat hij kinderen gewon, in de zonde, verdorvenheid en dood gevallen. Zo volgt daaruit dat allen die uit hem voortkomen, deze verdorvenheid van hem erven. Net zo weinig immers een mens een engel kan voortbrengen, net zo weinig kan de gevallen Adam een zondeloos mens voortbrengen. Daarom kunnen wij geen enkel goed doen, want wij zijn allen verdorven. Zo is er bij ons geen redding, maar alleen vertwijfeling!
 
Het tweede onderdeel van dit belijdenisgeschrift gaat over het Evangelie. Daarover schrijft Zwingli:
Gods genadige handelwijze, die Hij met ons houdt door Zijn Zoon, wordt Evangelie genoemd: in al onze nood, onmacht en vertwijfeling wordt ons verkondigd, dat de Zoon van God als Heiland gekomen is, Die al onze verdorvenheden geneest.
Díe alleen is levend die zichzelf als dood en waardeloos kent en zich alleen op Gods genade verlaat, waardoor God in hem leeft, terwijl hij zelf dood is. Díe alleen is godzalig of rechtvaardig die zijn ongerechtigheid erkent en zich alleen verlaat op de rechtvaardige Jezus Christus.
 
In een preek voor het nonnenklooster zegt Zwingli:
Gods Woord moet door ons in de hoogste eer worden gehouden; want dat kan niet dwalen en laat ons niet in het duister verdwalen; het legt zichzelf uit en verlicht onze ziel met alle heil en genade, vertroost ons met God, verootmoedigt ons, zodat wij onszelf verliezen, ja: wegwerpen en God aangrijpen. In Hem leven wij, naar Hem verlangen wij, wij wanhopen aan alle schepselen; God alleen is onze Troost en Toeverlaat; zonder Hem hebben wij geen rust, in Hem alleen rusten wij. Zo begint de zaligheid reeds hier in de zekerheid van een troostrijke hoop. Moge God dit al meer in ons werken en ons daar steeds bij houden! Amen.
--------
 
Uitspraken van Zwingli:
Mij dunkt niets dwazer, dan door dure kleding eer te verkrijgen. Een discipel van Christus is hij niet, want hij laat ondertussen de armen van koude en honger omkomen. Daarom moet men niet alleen de schijn des kwaads vermijden, maar ook luxe in de kleding.
 
De jeugd is de beste tijd; een betere volgt er niet meer. Gebruik daarom je jeugd tot nut en ten goede; want snel vliegt de tijd.
 
Over de Christenen in Zürich:
Niemand noemt zijn bezit zijn eigendom; alles geldt als gemeenschappelijk goed. Elk wil het graag gebruiken om elkaar goed te doen en door liefde te winnen, de last te delen en de nood te lenigen. Lasteren verafschuwen zij, godzaligheid beminnen zij en zoeken zij bij allen te sterken.
 
Laat de nederigheid van Maria ons leren ons geheel aan God te onderwerpen, zodat we ons aan het Woord dat Hij spreekt, onderwerpen en het vast geloven; ook wanneer het volgens ons verstand geheel onmogelijk schijnt. En laat ons met haar zeggen: Heere, mijn gedachten zijn boos, maar wat Gij spreekt, moet gebeuren; ik ben niets dan Uw dienaar: mij geschiede volgens Uw Woord.
 
Hieraan kan een ieder weten of hij tot de Kerk behoort of niet: stelt hij al zijn vertrouwen, hoop en troost in God door Christus Jezus, zo behoort hij tot de Kerk, welke is de gemeenschap van alle godzalige Christenen.
 
Niets kan een bekommerde ziel zozeer oprichten, sterken en verkwikken, als dat zij zeker gelooft dat Christus voor haar de dood heeft ondergaan. Daarom moeten allen die geloven dat Jezus Christus onze Betaling is, tot de tafel van het Avondmaal toegaan, hoe groot zondaar zij ook zijn.
 
Het geloof is niets anders dan een vast vertrouwen, waarmee de mens op de verdienste van Christus vertrouwt. Dit vertrouwen komt niet uit de mens voort, maar het komt van God: het woord van Christus in Johannes 6 vers 44 is nog steeds geldig: 'Niemand komt tot Mij, tenzij de Vader Die Mij gezonden heeft hem heeft getrokken.'
 
Zie, dat is de hoogste lof die wij God kunnen aanbieden, dat wij Hem in ons hart zeker voor het Hoogste Goed en voor onze Vader houden. Want zo zien wij dat Zijn Naam wordt geheiligd. En dat is het rechte gebed: ons zelf leren kennen en onderzoeken en daarna ons verootmoedigen.
 
God heeft ons nu in onze onmacht en vertwijfeling Zijn genade bewezen, doordat Hij ons Iemand heeft gezonden, Die de Wet voor ons kan vervullen, namelijk de rechtvaardige en zondeloze Jezus Christus Die niet onderworpen was aan de zonde.
 
Omdat ik weet dat het bloed van de schapen die door mijn nalatigheid omkomen, van mijn hand wordt geëist, daarom heb ik volgens mijn plicht altijd de vrede gepreekt. Dat heb ik ook, sinds ik priester ben, steeds met de grootste ijver gedaan; terwijl ik vreesde dat ik mijn plicht niet genoeg nakwam.
 
O, houd toch niet op met roepen, totdat God u in uw hart heeft onderwezen en u er zeker van bent, dat Hij u door Christus Jezus vergeving heeft geschonken. Houd niet op, totdat u met vreugde kunt zeggen en vast geloven: 'Ja, ik ben er zeker van dat God mij niets kan weigeren, omdat Hij Zijn Zoon voor mij heeft gegeven.'
 
Christus heeft in Mattheüs 10 vers 8 aan Zijn jongeren geboden zonder loon te prediken en alle heil en gezondheid om niet te geven. Wie nu Gods Woord niet zonder betaling wil prediken, zondigt tegen God. Want het is u om niet gegeven en om niet zult u het uitdelen. Heb maar geen zorg, vrome bode van God: uw Heere zal wel in uw onderhoud voorzien!
 
Wij moeten helemaal toestemmen dat onze rijkdommen God toebehoren en wij moeten ze altijd overeenkomstig de wil van God voor Zijn dienst bereid hebben en wij moeten ze bezitten, alsof wij ze niet bezaten. Daarom is een ieder die zijn tijdelijke goederen niet volgens Gods wil gebruikt, voor God onrechtvaardig, hoewel hij volgens menselijke wetten niets verkeerd doet.
 
Zij die niet met hun daden doen wat zij met hun woorden leren, zijn onder Christenen zonder betekenis; zij werpen met hun daden meer neer, dan zij met hun woorden opbouwen. Daarom moet ons hele gedrag gericht zijn op het nut van onze medemensen.
 
Zoals de genade dan pas recht gekend wordt, wanneer we ons de schuld bewust zijn geworden door de Wet; zo wordt ook Christus dan pas recht gekend, wanneer we na erkentenis van schuld hebben geleerd dat de weg naar de hemel voor ons versperd is, omdat net die schuld ertussen ligt.
 
Om het kort te zeggen: niet de aarde brengt vrucht voort, niet het water maakt vruchtbaar, niet de zon verwarmt; maar de macht van God, die de oorsprong, het leven en de kracht van alle dingen is, maakt gebruik van de aarde of van de zon als van een werktuig om die dingen te bewerkstelligen.
 
Geestelijk het lichaam van Christus eten is niets anders dan zich van ganser harte verlaten op de barmhartigheid en goedheid van God, die ons door Christus is geschonken. Dat is: in onwrikbaar geloof daarvan verzekerd zijn dat God ons de vergeving der zonden en de vreugde van de eeuwige zaligheid zal schenken om Zijn Zoon Die helemaal de onze is geworden en voor ons is overgegeven om daarmee de Goddelijke gerechtigheid met ons te verzoenen.
 
De schapen horen de stem van hun Herder en herkennen die; wanneer een ander woord weerklinkt, zijn zij meteen zeker dat het niet Gods Woord is. God geeft hen die Hij trekt en tot wie Hij spreekt, zekerheid en Hij laat ze niet dwalen.
 
Ik smeek de ware Arts, dat Hij jouw gezondheid herstelt, maar met de bede dat Zijn wil geschiede en niet de onze. Want wanneer wij op het ziekbed worden neergelegd, gebeurt dat ons ten beste, opdat God ons op de proef stelt of wij Hem van ganser harte en van ganser ziele liefhebben. Op deze manier bereidt God ons voor op het eeuwige leven, want wie het tegenwoordige leven liefheeft, verliest het toekomende.
 
Wie en wat God is, weten wij van onszelf uit net zomin als een kever weet wie en wat een mens is. Ja, de onbegrensde en eeuwige God is verder van de mens verwijderd dan de mens van een kever, want twee schepselen met elkaar vergelijken ligt meer voor de hand, dan het schepsel vergelijken met de Schepper.
 
 
Een gebed van Zwingli
O God, geef Uw arme volk goede herders en verkondigers van het Woord Gods, opdat de koning en zijn volk uit Uw Woord Uw wil leren kennen en opdat het onvriendelijke en onbroederlijke leven wordt weggenomen; opdat Uw Naam in heel de wereld geheiligd en geprezen wordt.
Sterk en behoud die vorsten die de antichristelijke booswicht weerstaan. Verlicht de ongelovigen en maak ze verstandig opdat zij U en zichzelf leren kennen. Neem uit hen weg het heerszuchtige hart en geef hen een godvruchtig, vriendelijk en liefhebbend hart en gemoed.
Wanneer Gij ze echter toch wilt toelaten in hun zonden, geef dan dat wij goed opmerken dat Gij ons en hen wilt straffen.
Geef toch ook, o Heere, aan Uw gelovigen de genade dat zij van Uw Woord niet afvallen. En wanneer het lichaam dan lijden moet, zo kan toch niemand de ziel beschadigen, wanneer zij vast staat in het geloof. Ook zal Uw Woord altijd overwinnen, al moeten er velen voor lijden.
Verleen ons Heere, dat het juk wordt verbroken en dat Gij met Uw Woord alleen zegeviert. Amen!
 
Een brief aan Johannes Wanner, predikant in Konstanz.
Genade en vrede van God!
Ik hoor, zeer geliefde Johannes, dat uw niersteen u veel ongemak veroorzaakt, zodat u het bed moet houden.
Dat doet mij leed. Maar op deze manier bearbeidt God ons en maakt Hij ons teder. Hij spant u, als voornaam en getrouw werktuig van het Evangelie, op de pijnbank om te beproeven of u Hem van ganser harte liefhebt. En mij beproeft Hij of ik het versta mee te lijden met een lijdend lid. In Zijn hand is alles.
Want wanneer Hij deze plagen niet ons ten beste zou schikken, zou Hij niet hebben gezegd: 'De haren van uw hoofd zijn alle geteld.' En dan had Zijn apostel ons niet met klare woorden daarvan verzekerd door te zeggen: 'Wij weten dat degenen die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede.'
Maar wat ons door Zijn wijsheid ten goede overkomt, is ons doorgaans verborgen, zolang het einde ervan niet gezien wordt. Maar zijn wij aan het einde van de baan gekomen, dan merken wij waarom Hij alles deed.