Home
Belijdeniscatechisatie
Bijbelstudie
De Catechisant
Studiemateriaal
Pastoralia
Contact
Links
Nederlandse Geloofsbelijdenis
Hoe moeten wij over de zaligheid der heidenen denken?
Ik denk wel eens aan al die heidenen in vroegere tijden die nooit met het woord van God in aanraking zijn gekomen. Zoals: onze voorouders, de Indianen, en alle volken buiten het volk van Israël in het verleden. Nu las ik pas Romeinen 2 en dan met name vers 12 t/m 16. Ik haal alleen dit stukje even aan: "Als die betonen het werk der wet geschreven in hun harten, hun consciëntie medegetuigende en de gedachten onder elkander hen beschuldigende of ook onschuldigende." Betekent dit dat er ook onder de volken die alleen maar een ingeschapen godskennis bezitten, mensen zijn die uitverkoren waren? De Heere is almachtig maar Hij werkt toch nooit buiten Zijn Woord om? Of is dit voor ons een verborgenheid zoals Paulus aangeeft in vers 16?
 
Er is ongezonde nieuwsgierigheid en Christelijke bewogenheid. De Bijbel geeft ons geen antwoord op ongezond nieuwsgierige vragen, maar wel op Christelijk barmhartige vragen. De Heere weet hoe Hij de Zijnen zalig moet maken. Onmondige kinderen, zonder dat zij bewust het Woord hoorden. Zij die tot hun verstand zijn gekomen, door het gepredikte Woord. De Bijbel bestond in de eeuwen voorafgaand aan Mozes niet. God bereikte en redde Zijn verkorenen toch. Wat God kan en doet, is ons niet geheel en al bekend. Wat Hij ons aanwijst, is de weg van onze plicht: predik het Evangelie aan alle mensen. Als Hij de heidenen wilde zaligen buiten de geloofskennis van Zijn Evangelie om, had Hij Zijn discipelen deze opdracht niet gegeven.
 
Is er zaligheid voor heidenen buiten de verkondiging van het Woord om? In ieder geval niet buiten de zoen- en kruisverdiensten van Jezus Christus om. Ik denk aan een stukje van Matthew Henry. Hij is geen onfeilbare getuige, maar gewoonlijk kunnen we toch van zijn schrijven opmerken dat het Bijbels is. Hij schrijft over Handelingen 4 vers 12: "En de zaligheid is in geen ander; want er is ook onder de hemel geen andere naam, die onder de mensen gegeven is, waardoor wij moeten zalig worden." Leest u maar mee: "In hoeverre diegenen gunst bij God kunnen vinden die de kennis van Christus niet hebben, noch een werkelijk geloof in Hem, maar toch leven overeenkomstig het licht dat zij hebben, dat staat niet aan ons te beslissen. Maar dit weten wij, dat wèlke gunst ter behoudenis zulken mogen ontvangen, deze hun vanwege Christus en alleen om Zijnentwil geschonken wordt, zodat toch de zaligheid in geen ander is."
 
Uit Romeinen 2 kunnen we niet afleiden dat deze mensen zalig zijn geworden, want het gaat daar niet over sommige heidenen die Gods wet in hun hart hadden. Het gaat over alle mensen die krachtens hun geboorte dit voorrecht hebben. Wat doen zelfs heidenen, die de Tien Geboden niet kennen (op papier)? Zij kennen toch enigszins de inhoud van de Tien Geboden. Dat bewijst hun geweten. Ze weten dat moorden en dat liegen niet goed is. En wanneer ze niet hebben gelogen - al worden ze ervan beschuldigd - dan zegt hun geweten dat ze onschuldig zijn; en andersom: al weet niemand het, wanneer ze tegen Gods wet hebben gehandeld, beschuldigt hun geweten hen. Paulus heeft het hier dus niet over zaligheid, maar over verantwoordelijkheid.
 
Des te meer wij kregen, des te meer van ons geëist wordt. Des te minder wij konden weten, des te minder hebben wij te verantwoorden. Daarom zal het Tyrus en Sidon verdragelijker zijn in de dag van het oordeel dan ons, voorzover onverzoend…!
 
Maar wij - ook de slechtsten onder ons - weten de weg der zaligheid en worden uitgenodigd tot het heil in Christus, zelfs met een verzegeld getuigenis van een waarachtig welkom bij God; en de heidenen weten die weg niet en kunnen er dus ook geen gebruik van maken, al kan het zijn dat de Heere naar Zijn welbehagen ongekende wegen bewandelt om ook onder hen zielen te zaligen, zoals Matthew Henry schreef.
De weg voor u en mij is: geloof in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden; gij en uw gezin.