Home
Belijdeniscatechisatie
Bijbelstudie
De Catechisant
Studiemateriaal
Pastoralia
Contact
Links
Nederlandse Geloofsbelijdenis
Les 12: Jezus, Christus, Gods eniggeboren Zoon, onze Heere
-----
        Leren: vr. en antw. 29-36
        Lezen: Mattheüs 1 en 5; Lukas 4 en 23; Johannes 1
Lezen: DL II, 1-9
-----
De Middelaar tussen God en ons ontving van Zijn Vader een Naam, meer dan één zelfs. De bedoeling van Zijn Namen is om Hem daardoor aan ons bekend te maken in Zijn werken - want Zijn Namen zijn uitdrukking van Zijn Wezen en van Zijn Eigenschappen. Gods bedoeling is ook dat wij Hem bij Zijn Namen aanroepen, te hulp roepen. De Schrift noemt Hem in het Oude Testament met onder andere de volgende Namen waarin onder andere naar voren komt:
  •         Silo (Genesis 49 vers 10): Hij is Koning - en Hij vraagt onze gewillige en algehele onderwerping.
  •         Immanuël (Jesaja 7 vers 14; Mattheüs 1 vers 23): God is in Hem ons zeer nabij en Hij is vóór ons - en wie dat leert jubelt met Psalm 56 vers 10: dit weet ik dat God met mij is.
  •         Rijsje (Jesaja 11 vers 1): Hij is zeer gering van afkomst en Zijn Koninkrijk schijnt onaanzienlijk - daarom hebben de joden zich aan Hem gestoten en zijn gevallen; daarom wijzen de heidenen Hem af.
  •         Wonderlijk: Hij doet wonderen, zodat er voor jou als verloren en hopeloze zondaar aan Zijn voeten dus toch geen reden is tot moedeloosheid, maar juist alle reden om vrijmoedig te smeken: bewijs Uw wondere wijsheid, kracht en gunst aan mij.
  •         Raad: Hij weet raad, zodat je nooit meer radeloos hoeft te zijn, als je Hem tot je Zaligmaker hebt.
  •         Sterke God: Hij is almachtig en kan de sterkste tegenstanders aan - de drievoudige doodsvijand, duivel, wereld en ons vleselijk bestaan.
  •         Vader der Eeuwigheid: Hij is Dezelfde in trouw en genade, van eeuwigheid tot eeuwigheid.
  •         Vredevorst (Jesaja 9 vers 5): in Hem is de ware vrede tussen een heilig God en een doemwaardig zondaar hersteld, en dit tegen de onvoorstelbaar hoge prijs van Zijn dierbaar bloed.
  •         HEERE onze Gerechtigheid (Jeremia 23 vers 6): in Hem ligt onze enige gerechtigheid / wetsgehoorzaamheid.
  •         Spruit (Zacharia 6 vers 12): Hij is met de gevallen mensheid één, Hij hoort bij ons, woont liefdevol onder ons, identificeert Zich met ons.
De bekendste Naam is Jezus. Wat betekent deze Naam? In het Hebreeuws luidt deze Naam 'Jozua', wat betekent: Jehovah redt / stelt in de ruimte / verlost / maakt zalig. Wat wordt de Naam, die Hij draagt, heerlijk voor ons, wanneer wij reddeloos en radeloos zijn, machteloos gevangen in satans klauwen, ten dode opgeschreven! Als wij dit niet beleven, hebben wij slechts een 'Jezus van vijf letters'! Dat is: dan is Zijn Naam slechts een klank, terwijl we de kracht van Hem en Zijn genade niet nodig hebben, zoals antwoord 30 duidelijk leert ten aanzien van hen die wel met de mond in Hem roemen, maar ondertussen zich toch verzekeren buiten Jezus om!
Uit deze Naam blijkt duidelijk dat niemand de verloren mensheid kan verlossen, dan Jehovah God alleen. Er is almachtige kracht voor nodig om ons zalig te maken. Immers is de last van Gods toorn tegen de zonde te zwaar voor een schepsel om te verdragen (antwoord 14 en 17) en dat zelfs de almachtige Gód - Die van het scheppen en onderhouden van alle dingen niet moe of mat wordt (Jesaja 40 vers 28) - er moe van wordt (Jesaja 1 vers 14; 43 vers 24). Dan moet onze Verlosser wel God Zelf zijn, om Gods toorn tegen onze zonde te kunnen verdragen / wegdragen.
Vraag je op weg naar belijdenis doen eens eerlijk af: Is Hij, Die deze heerlijke Naam draagt en Die het werk dat in deze Naam wordt verklaard, graag doet, mij dierbaar geworden? Hoe wordt de Naam Jezus ons dierbaar, kostbaar? Wanneer we Hem nódig krijgen.
Bid, dat de Heere (steeds meer) plaats zal bereiden in je hart voor deze heerlijke Verlosser, opdat je - steeds dieper inblikkend in je vreselijke verderf - steeds hoger de lof van Zijn heerlijke Namen zou bezingen... Erkennen we Hem niet, dan zal deze zelfde Jezus ons eenmaal toevoegen: ga weg van Mij, gij vervloekte, in het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bereid is (Mattheüs 25 vers 41)!
 
Wanneer de engel des Heeren Jozef vertelt (Mattheüs 1 vers 21), dat het Kind van Maria Jezus moet heten, zegt hij erbij: want Hij zal Zijn volk zaligmaken / verlossen van hun zonden! (let op: niet mét hun zonden en ín hun zonden, waarbij we onze zonden vasthouden, maar ván hun zonden, waarbij wij worden losgemaakt van onze zonden...)!
Dat is een groot wonder: God heeft een Verlosser voor onze zondenood. Jezus is door Zijn Vader aangesteld, gevolmachtigd tot een Verlosser der wereld (Johannes 4 vers 42; 8 vers 12). Zijn Naam is voor allen die Hem nodig hebben, een uitnodiging om tot Hem te komen, Hem te hulp te roepen, zich aan Hem op te dragen met de bede: wees Gij mijn Jezus, mijn Zaligmaker en red ook mij van al mijn vuile zonden! God acht het Zich een eer, Hij stelt er blijkens deze Naam príjs op om als Zodanig door ons te worden aangeroepen...
Deze Naam is voor machteloze, rechteloze bedelaars aan Gods genadetroon een pleitgrond. Jezus zegt het zo: "Wat gij begeren zult in Mijn Naam", (Johannes 14 vers 13). Kanttekening 29 luidt: 'Dat is: steunende op Mijn beloften en verdiensten.' Dit is een extra reden om zonder schromen tot de heilige Majesteit Gods te komen, al hebben we Hem nog zo zwaar beledigd! Er is geen enkele reden te bedenken, waarom je Hem niet te voet zou vallen en niet ootmoedig en vrijmoedig gebruik van Hem zou mogen maken. Zelfs je vele vuile zonden zijn geen reden, zoals blijkt uit Davids argument en manier van pleiten in Psalm 25 vers 11: "Om Uw Naam, HEERE, zo vergeef mijn ongerechtigheid, want die is groot." En ik spoor je nu in Naam van mijn God aan: kom tot deze Zaligmaker en onteer Hem niet langer door weg te blijven!
 
God heeft niet slechts gezorgd voor 'een' Middelaar, maar Hij zorgde voor zó'n Middelaar, Die volkómen kan zaligmaken. Hij blijkt zodanig te zijn bekwaamd, dat Hij alles bezit wat Hij nodig heeft; en dat Hij alles geeft wat wij nodig hebben. Daarom krijgt Hij ook de titel / Ambtsnaam 'Christus', de Gezalfde (Hebreeuws: Messias). Hij is van eeuwigheid gezalfd (Psalm 2 vers 6; Spreuken 8 vers 23; Jesaja 61 vers 1; Lukas 4 vers 18) niet met zalfolie - die is slechts de áfbeelding van de werkelijke zaak (zie I Samuël 16 vers 13) - maar met de Heilige Geest.
Wat betekent de zinnebeeldige uitdrukking 'gezalfd zijn'? In het Oude Testament stelde de HEERE de zalving in tot onderwijzing en voorafschaduwing aangaande de grote Gezalfde, Zijn Zoon Jezus Christus. In het Oude Testament werden drie soorten mensen gezalfd: profeten, priesters en koningen. Zij waren er niet ten nutte van zichzelf en ontvingen ook die zalving niet ten goede van zichzelf, maar ze dienden de HEERE en op Zijn bevel het volk! Het houdt dus in, dat zo'n Oudtestamentische ambtsdrager:
  •         Niet zichzelf dat Ambt had toegeëigend, maar het van God had gekregen.
  •         Niet in eigen kracht bekwaam was om dit Ambt te vervullen, maar door God werd bekwaamd met de noodzakelijke genade.
  •         Niet voor zichzelf bezig was, maar geheel aan God en Zijn volk was toegewijd.
Zo is het ook bij Christus, de grote Ambtsdrager; en bij Hem in bijzondere zin en maat:
  •         Hij is door God aangesteld / verordend om onze Zaligmaker te zijn (Hebreeën 5 vers 5 en 6).
  •         Hij is door God bekwaam gemaakt om Zijn bovenmenselijk zware taak - het loskopen van zielen en het stillen van Gods ondraaglijke toorngloed - te volvoeren (Johannes 3 vers 34).
  •         Hij is aan God toegewijd om Zijn leven en werk geheel en al te richten op de verheerlijking van Zijn Vader (Johannes 8 vers 49, 50; 17 vers 4) en het zaligen van Zijn kerk (Hebreeën 2 vers 17-18; 5 vers 1).
Hij is van Godswege en dus met Zijn volledige instemming tot dit drievoudig Ambt verordineerd, aangesteld; namelijk om Profeet / Leraar te zijn voor dwazen, dwalenden (Deuteronomium 18 vers 15; Jesaja 8 vers 19 en 20). Al zijn wij nog zo wereldwijs, dan zijn we in geestelijke zaken nog steeds zeer dwaas (I Korinthiërs 1 vers 19-21; 2 vers 6-10; 3 vers 18). Jezus is ook gezalfd (Christus geworden) om Priester / Offerlam te zijn voor doodschuldigen, vuur-waardigen (II Korinthiërs 5 vers 21). En Hij is verordineerd om Koning / Beschermer te zijn voor machtelozen, weerlozen (I Korinthiërs 15 vers 25).
Het werk van de Oudtestamentische profeten was: Gods wil en Wet bekendmaken (Ezechiël 2 en 3), ook over toekomstige zaken, zowel in bedreigingen als beloften. Christus, de hoogste Profeet, onderwijst ons. Wij zijn stekeblind en dwaas in 's hemels wegen. Door Zijn Heilige Geest, Die het uit Christus neemt en ons verkondigt (Johannes 16 vers 14), verklaart Hij ons de verborgen wil van God wat betreft onze verlossing (Mattheüs 11 vers 27; Johannes 1 vers 18). Hij zegt dat Hij ons de 'hartsgeheimen' van God bekendmaakt... (Johannes 8 vers 38). Hij zegt tegen Pilatus dat Hij in de wereld gekomen is om getuigenis te geven aangaande de Waarheid (Johannes 18 vers 37)! Door Zijn Geest maakt Hij nog dagelijks het onderwijs van Gods Woord (en de prediking daarvan) krachtig, zodat je hoort en verstaat, zodat je het gehoorde in je ziel bevindt en deelachtig wordt.
Het werk van de Oudtestamentische priesters was: offeren voor de zonde, voorbede doen voor het volk en Gods zegen leggen op de schare (Numeri 6 vers 23-27). Christus, de enige ware Hogepriester, verzoende onze dagelijks groter wordende schuld door de offerande van Zichzelf aan het vloekhout van Golgotha, Hij doet voorbede voor de Zijnen, die het steeds moeten ervaren, zelf zo biddeloos te zijn (Lukas 22 vers 32) en Hij zegent ons (Lukas 24 vers 50-51), hoewel wij de vloek verdienen.
Het werk van de Oudtestamentische koningen was: het volk regeren en beschermen en in vrijheid stellen. Christus, de eeuwige Koning regeert ons door Zijn Woord en Geest, Hij onderwerpt ons aan Zijn heilrijke liefdeswet en Hij beschermt ons - aangezien wij onszelf in het geheel niet kunnen beschermen - tegen alle vijanden. Als Koning verbindt Hij ons op het allerinnigst aan Zich door Zijn Heilige Geest, Die de levende Band der liefde is tussen Hem en ons (Kolossenzen 1 vers 13).
Wie heeft nu deze Jezus nodig als Christus? Hij die
  •         als een algeheel onwetende zondaar onderwijs begeert aangaande Gods wil tot zijn verlossing.
  •         als een geheel doemwaardige zondaar verzoening, voorbede en Goddelijke zegen nodig krijgt om van zijn schuld, godsvervreemding en vloek verlost en met God in een verzoende verhouding gesteld te worden.
  •         als een vrijwillige slaaf van de zonde en van het eigen ik verlost wenst te worden van het slavenjuk van satan, en zich begeert te onderwerpen aan de liefdedienst van Koning Jezus.
De Naam Jezus predikt ons, dát God door Zijn Zoon zondaren zaligt, de Naam Christus hóe Hij dit doet. En we zien dan ook, dat het meest hopeloze geval niet te erg verloren is om door deze volmaakte Borg, Zaligmaker en Middelaar te worden gered uit satans macht.
In dit drievoudige Ambt neemt Christus de plaats in van Adam en dus van ons, aangezien wij in het paradijs waren geschapen als Gods beeld om profeet, priester en koning te zijn voor God. Het doel van ons leven is nog steeds, wat het was in de morgenstond der schepping, in de staat der rechtheid. Hoe zijn wij dan geschapen?
Als profeet ontvingen wij een mond om Hem te loven, goed van Hem te spreken; als priester ontvingen wij een lichaam, het bestaan, om ons aan Hem geheel en al op te offeren, toe te wijden; als onderkoning onder God ontvingen wij volmacht om heerschappij te hebben over al het werk van Gods handen. Maar door onze moed- en vrijwillige ongehoorzaamheid is van dit drievoudig, heerlijk Ambt niets meer over. Ja, het tegendeel: we zijn leugenprofeten geworden en gebruiken onze tong om God te vloeken en onze naaste te lasteren (Jakobus 3 vers 8-10); we zijn afgodspriesters geworden en offeren tijd, geld, goed, lichaam en ziel (en onze kinderen zelfs) aan satan (Ezechiël 16 vers 20-21); we zijn slaven van de zonde en misbruiken Gods goede schepping en schepselen voor onze lusten, en zo zijn we gebondenen van onze menigerlei begeerlijkheden en van satan (II Timotheüs 2 vers 26; Titus 3 vers 3).
Wat een voorrecht dat er Eén kwam Die tot eer van God dit geschonden Ambt herstelde en dat Hij dit zo deed, dat Hij daardoor al de beminden des Vaders weer zaligt en dat Hij door de band der vereniging van de Heilige Geest al de Zijnen opnieuw dat oorspronkelijke, drievoudige Ambt deelachtig maakt. Hij maakt ons tot Christen. Wat betekent die naam Christen - die oorspronkelijk misschien wel als spotnaam is bedoeld (Handelingen 11 vers 26), maar die daarna als erenaam ging functioneren? Deze aanduiding betekent zoiets als 'Kleine Christus': iemand die als Christus is, op Hem lijkt. Zo moeten wij zijn voor onze naaste! Hoe word je dan een ware Christen? Niet door geboorte, Doop en belijdenis, maar door het gelóóf. Dan wordt de zalving van Christus ook de onze (I Johannes 2 vers 27). Dan worden wij opnieuw aanvankelijk en steeds meer:
  •         Profeet, die tong en mond ten dienste stelt van Gods Koninkrijk (doen wij dit ook? anders kunnen wij absoluut geen belijdenis doen...)
  •         Priester, die hart en ziel aan de HEERE ten dankoffer aanbiedt om Hem alleen toe te behoren (doen wij dit ook?)
  •         Koning onder God en over alle zonden, ook over onze lusten en hartstochten; om met een rein geweten niet de zonde te dienen maar onze Heere; dan zullen wij eenmaal met Hem over alles regeren. De reiniging van ons geweten ontvangen wij door de kracht van Christus' bloed (Hebreeën 9 vers 14).
Een Christen is: die de Naam van Christus noemt, en dus afstaat van alle ongerechtigheid (II Timotheüs 2 vers 19).
 
In de Twaalf Artikelen wordt onze Zaligmaker verder aangeduid met de naam 'Gods eniggeboren Zoon' (Johannes 3 vers 16; I Johannes 5 vers 20). In deze naam 'eniggeboren' wordt niet alleen gezegd, hoe uniek Hij is, van eeuwigheid tot eeuwigheid waarachtig God met de Vader en de Heilige Geest; maar in deze omschrijving klinkt ook door hoe dierbaar Hij aan Zijn Vader is (Spreuken 8 vers 30; Johannes 1 vers 18). Als Hij daarom aan ons wordt bekendgemaakt (en door ons in geloof wordt gekend) als Gods Zoon, moeten / mogen we steeds bedenken: Hij, Die op aarde kwam om vijanden met God te verzoenen, is niet alleen de almachtige Zoon van God, maar Hij is ook Zijn teerste Liefdesgeschenk (Filippenzen 2 vers 6-11). Deze Gave was nodig vanwege onze afval van God... Daarom heb je reden genoeg om met vrijmoedigheid, in ootmoed, tot Hem de toevlucht te nemen en je te bergen onder Zijn vleugels (Ruth 2 vers 12; Mattheüs 23 vers 37)! Bij Zijn opstanding heeft God krachtig bewezen dat Jezus Zijn Zoon is (Romeinen 1 vers 4). En omdat Hij de Zoon is (Johannes 8 vers 36) kan Hij waarlijk vrij maken van zonde en straf, Wet en vloek.
De Catechismus brengt bij de omschrijving 'eniggeboren' de vraag ter sprake hoe gelovigen kind van God zijn. We kunnen op drie manieren kind van God zijn:
  •         krachtens schepping (Lukas 3 vers 38; Handelingen 17 vers 29).
  •         krachtens verbond (Exodus 4 vers 22; Deuteronomium 1 vers 31; 14 vers 1; 32 vers 5, 6; Jesaja 1 vers 2; Mattheüs 8 vers 12; Lukas 15 vers 31; 16 vers 25).
  •         krachtens wedergeboorte (Johannes 1 vers 12, 13; 3 vers 5; Romeinen 8 vers 14-16; Galaten 4 vers 5, 6).
En om dat laatste gaat het nu. We moeten het ook voor onszelf weten, of we Gods kind zijn geworden in die derde betekenis. Dit kunnen wij weten uit de Geest, Die ons leidt en in ons de Vader-Naam verklaart en ons ondanks onze helwaardigheid vrijmoedigheid geeft om deze heilige God met de Vader-Naam aan te roepen.
Wanneer de Zaligmaker vervolgens wordt benoemd met de titel 'Heere', zegt de Schrift ons daarmee dat Hij Gebieder is over ons allen. Hij was dit op grond van Zijn Schepper-zijn (Johannes 1 vers 10), maar Hij wordt dit voor al Zijn volk vooral ook door Zijn bloedstorting, waardoor Hij hen gekocht heeft (Handelingen 20 vers 28; I Korinthiërs 6 vers 20; 7 vers 23; I Petrus 1 vers 18, 19; Openbaring 5 vers 9). Wanneer wij Hem Heere noemen, legt dit verplichtingen op ons (Maleachi 1 vers 6). We moeten Hem dan ook onvoorwaardelijk vertrouwen en met 100% inzet gehoorzamen, in liefdevolle onderworpenheid aan al Zijn bevelen. Hij kocht ons op de 'slavenmarkt', we werden Zijn Eigendom, dit kostte Hem Zijn leven, Zijn hartebloed; de hoogste prijs... Laat dan II Petrus 2 vers 1 niet waar worden in jouw leven, waar staat, dat mensen de Heere verloochenen, Die hen gekocht had!
 
Vragen:
1 Wat betekenen de Namen 'Jezus', 'Zoon van God' en 'Heere'?
2 Op welke drie manieren kunnen wij Gods kind zijn?
3 Met welk doel draagt onze Zaligmaker een Naam?
4 Wat houdt het (a) Profetische; (b) Hogepriesterlijke; (c) Koninklijke werk van Christus in?
5 Wat is ons geweten; en wat is strijden met een vrij en goed geweten?
6 Wat houdt het in om Christen te zijn?