Les 9: Gods drievoudige gerechtigheid
-----
Leren: vr. en antw. 12, 13, 14, 15, 16, 17
Lezen: Jesaja 1; Mattheüs 18; Galaten 3
Lezen: NGB 20
------
Wanneer de Catechismus in de 2de, 3de en 4de zondagsafdeling het stuk van onze ellende heeft behandeld, gaat hij over tot het ontvouwen van de heerlijke verlossing door Jezus Christus. Op de drempel van die heerlijke verlossing krijgen we eerst een zestal vragen voor ons, die alle handelen over het onderwerp: Gods recht / rechtvaardigheid / gerechtigheid. Het gaat volgens de Heilige Schrift in onze verlossing niet alleen om de vraag: hoe wordt de verlossing mijn deel (dus de toepassing), maar ook: hoe is het ooit mogelijk, dat er van verlossing sprake kan zijn (dus de verwerving).
Het gaat namelijk volgens antwoord 2 over het hóe der verlossing. Niet alleen het hoe van de tóepassing (aan mijn hart), maar ook het hoe van de verwérving (door de Borg Jezus Christus). We letten daarom aan de hand van de Bijbel op:
(A) Wat betekent het woord 'gerechtigheid' (dat in antwoord 6, 11, 12, 17, 21, 37, 40, 45, 56, 60, 61, 62, 113, 115, 122 voorkomt). Het woord 'gerechtigheid' komt in het Oude Testament honderden keren voor (voorbeelden Jesaja 32 vers 17; Jeremia 23 vers 6; Daniël 9 vers 7, 16 en vooral 24; Joël 2 vers 23; Maleachi 4 vers 2) en in het Nieuwe Testament ook (voorbeelden Mattheüs 5 vers 20; 6 vers 33; Romeinen 1 vers 17 én vers 18; II Korinthiërs 5 vers 21; Efeziërs 6 vers 14; II Petrus 3 vers 13).
Wanneer 'gerechtigheid' betrekking heeft op óns, betekent het: recht staan voor God, beantwoorden aan de wil en overeenstemmen met de eis van God (Efeziërs 4 vers 24) - en dus ook in een rechte verhouding staan tot onze naasten.
Wanneer 'gerechtigheid' betrekking heeft op Gód, betekent het: Hij is strikt eerlijk (Genesis 18 vers 25; Deuteronomium 32 vers 4), niet partijdig (Deuteronomium 10 vers 17). Hij vergeldt een ieder strikt eerlijk (Psalm 62 vers 13): "Gij zult een ieder vergelden naar zijn werk." Zijn gerechtigheid is de garantie van het genadeverbond en van de verlossing. Denk aan Jesaja 1 vers 27: "Sion zal door recht verlost worden, en haar wederkerenden door gerechtigheid."
God beantwoordt in Zijn rechtvaardig zijn niet aan een "boven" Hem staande norm of maatstaf van recht, maar Hij Zelf is de norm en maatstaf van wat recht is - gegrond in Zijn oneindige wijsheid, Zijn waarachtigheid en heiligheid!
Vervolgens betekent het:
- dat God recht heeft op onze ziel, op ons lichaam, op ons bezit, op onze tijd, dus op onze liefdevolle, onvoorwaardelijke gehoorzaamheid;
- dat Hij als Rechter onze overtreding van Zijn heilige Wet, moet straffen (Psalm 7 vers 12; 9 vers 9; Romeinen 1 vers 18);
- dat Hij uit louter genade en liefde Zelf in de Persoon van Zijn Zoon, de Middelaar, aan dat recht voldoet: de schuld van Zijn volk Zelf betaalt, de eis die Hij ons stelt, Zelf gehoorzaamt en de straf op onze zonden Zelf draagt (Mattheüs 20 vers 28).
Deze drievoudige gerechtigheid van God noemen wij achtereenvolgens: Gods eisend recht, Gods straffend of wrekend recht en Gods schenkend / geschonken recht of verzoenend recht. Als wij Gods recht op ons, namelijk om ons geheel en al voor Zich op te eisen, niet erkennen, mopperen we op deze straffende God (Die vanwege Zijn rechtvaardigheid de zonde niet ongestraft kan laten) en zullen we nooit verwonderd en verblijd zijn over het geschenk van Gods gerechtigheid in de Borg, Jezus Christus...
Daarom is nodig dat wij buigen onder Gods recht, en toestemmen: ik heb verdiend om voor eeuwig van voor Uw heilig Aangezicht verstoten te worden in de rampzaligheid, want Gij hebt mij recht geschapen (Prediker 7 vers 29) maar ik heb Uw recht versmaad, Uw rechtsorde verbroken (Jesaja 1 vers 2).
(B) De tweede vraag is: waarom besteedt de Catechismus juist in zondag 5 en 6, op de 'drempel naar de verlossing' zoveel aandacht aan deze heerlijke Deugd van God, Zijn gerechtigheid? Waarom gaat hij niet direct over naar de Naam van de Zaligmaker en waarom houdt hij - zoals schijnt - mensen af van Christus? Het antwoord luidt: omdat
- de Catechismus meer op heeft met de eer van God, dan met onze zaligheid; en
- er voor Sions betalende Borg en Zijn eigenlijke werk geen plaats is in ons hart als wij onze schuld niet mijnen (niet als de onze erkennen). Het is namelijk zo:
(a) Vinden we dat onze grootste nood en ellende bestaat in lichamelijke of psychische ziekte of sociale en andere menselijke noden, dan zoeken we (vooral) een Jezus, Die geneest (zoals duizenden Joden tijdens Jezus' omwandeling op aarde deden en nu in pinksterkringen nog mensen doen, waar gebedsgenezing of duiveluitwerping zo sterk wordt benadrukt).
(b) Vinden we dat onze grootste nood en ellende bestaat in de eeuwige helse straf, dan zoeken we (vooral) een Jezus, Die ons naar lichaam en ziel van die hel verlost (we zijn dan alleen nog maar bezig voor onszelf, een geestelijke vorm van egoďsme, waarbij God niet echt belangrijk is).
(c) Vinden we dat onze grootste nood en ellende bestaat in onze zonde als onreinheid en onheiligheid, dan zoeken we wel met ernst de Heere Jezus, Die ons van de zonde verlost (dat is wel onvergelijkelijk veel beter dan in de vorige twee voorbeelden, maar toch…, er is volgens de Heilige Schrift nog iets anders, iets dat nog erger is en nog dieper gaat).
(d) Vinden we echter dat onze grootste nood en ellende bestaat in onze schuld bij God, dán zoeken we een Jezus, Die niet alleen van lichamelijke / tijdelijke nood verlost of van de eeuwige straf of zelfs van de zonde, maar Eén, Die onze hemelhoge schuld bij God betaalt. Door het ontdekkende werk van de Heilige Geest leren we Jezus zo nodig hebben als Degene, Die ons verlost van de hel, van de zonde én vooral van de schuld - dat is: de overtreding van Zijn heilige geboden; het schenden van Zijn eisend recht!
Dat laatste leren we door Gods nadere onderwijzing. En dat hebben we ook wel nodig, want alle kerkmensen zijn geneigd om bij de erkenning dat zonde ellénde is, te ontkennen dat zonde schúld is. Onze schuld bestaat in onze moedwillige en vrijwillige opstand tegen God (Genesis 3); en voor zover we los van Christus' verzoenend werk voortleven, staat deze schuld nog steeds open bij onze Schepper, Wetgever en Rechter. En zolang we deze aan Hem niet voldoen, doen wij Hem dagelijks tekort en berokkenen we Hem schade. En dus wordt die schuld dagelijks groter…
Hoe groot is onze schuld? In beeldspraak zegt Jezus: tienduizend talenten (Mattheüs 18 vers 24). Let op: één talent is zesduizend penningen en één penning is een dagloon. Dus tienduizend talenten schuld bij God is 10.000 x 6.000 = 60.000.000 (zestig miljoen) dagen [= 200.000 jaren] werken om te kunnen afbetalen …
Welke Jezus heb jíj nodig...? Eén, Die in de eerste plaats jóu verlost? Of Eén, Die vóór alles aan Góds eisen voldoet? Ons wordt in het heilig Evangelie gepredikt dat de Heere Jezus niet alleen Zijn volk verlost, maar dat Hij bovenal al hun schuld aan Zijn Vader betaalt (Jesaja 53 vers 10; Hebreeën 10 vers 10, 14), waardoor zij van de straf der verdoemenis zijn ontheven (Romeinen 8 vers 1); én dat Hij aan al de eisen van Gods Wet voldeed (Psalm 40 vers 7-9; vergelijk Hebreeën 10 vers 4-7), waardoor zij een recht kregen op het eeuwige leven. Christus' gerechtigheid is Zijn wetsgehoorzaamheid. Wanneer die nu ons wordt toegerekend, hebben wij in Zijn Persoon aan al de eisen van Gods Wet gehoorzaamd en al de straf op onze zondeschuld voldaan!
Alleen bij eerlijke plaatsvervanging voor de misdadiger kan er sprake zijn van schuldvergeving. Christus nu heeft aan al de eisen van Gods recht voldaan en is zo Middelaar van verwerving, Hij heeft de vrijspraak verworven, verdiend, aangebracht. En Hij is de Middelaar van toepassing. Hij schenkt deze heerlijke weldaad aan Zijn gelovigen door de Heilige Geest, Die Hij heeft uitgestort! Daarom kunnen we éérlijk, tot Gods eer, zalig worden.
De Heilige Geest moge ons overtuigen van die gerechtigheid (Johannes 16 vers 10), zodat we een Zaligmaker nodig krijgen en hoogachten, Die aan het recht van Zijn Vader voldeed en ervoor zorgde dat Gods recht niet wordt gekrenkt. Zo lijdt de HEERE geen schade in mijn zalig-worden. We hebben daarom nodig Gods rechtmatige toorn te gevoelen, opdat we een almachtige Zaligmaker nodig krijgen, Die Gods recht verheerlijkt; Die de ontzaglijke toorn van God - die brandt tot in de onderste hel (Deuteronomium 32 vers 22) - voor ons draagt. Dit ontkennen de jehovagetuigen, omdat zij hun zondeschuld en Gods toorn nooit recht hebben ingeleefd!
Dat God Rechter is, en wij misdadigers zijn, daar kunnen we wel proberen onze ogen voor dicht te doen, maar huiveringwekkend en angstaanjagend is het volgens Paulus wel. Lees maar - om slechts twee voorbeelden te geven - uit zijn brief aan de Hebreeën hoofdstuk 10 vers 31 en 12 vers 29: "Vreselijk is het te vallen in de handen van de levende God." "Onze God is een verterend vuur."
Kunnen we hieraan ontkomen? Nee. Het enige is dat we dit eerlijk onder ogen zien; niet langer ontkennen; ermee tot onze Rechter vluchten.
Wanneer je beleeft hoe ontzagwekkend de Hemelse Rechter is en hoe misdadig jij bent, ben je geneigd om van God weg te vluchten, in plaats van naar God toe te vluchten. Toch bedoelt Hij dat je dat laatste doet: met je misdaden aan de voeten van je Rechter vallen.
Wanneer een aardse rechter barmhartig is, mild, vriendelijk, maar toch eerlijk, rechtvaardig, dan kan hij een schuldige wetsovertreder niet 'zomaar' vrijspreken. Hij kan het wel moeilijk vinden om een misdadiger een zware straf op te leggen, en hij zal hem zeker niet een té zware straf opleggen, maar toch: als hij eerlijk is, zal hij schuldigen straffen en alleen onschuldigen vrijspreken - hoe barmhartig hij overigens ook is.
Zo is het ook met betrekking tot onze God. Hij is zeker barmhartig, liefdevol, mild, vriendelijk. Misschien twijfel jij daar wel aan, maar dat doet niets af van het feit dat Hij toch wel zo is. Alleen, tegelijk is het ook ontwijfelbaar dat Hij strikt eerlijk en rechtvaardig is. Hij zal jou en mij zeker niet te zwaar straffen - maar Hij zal een schuldige ook niet kunnen vrijspreken - omdat Hij toch eerlijk is.
Hoe moet dat nu? Jij en ik, wij staan zeer zeker schuldig, en niet aan kleine overtredingen! God is wel barmhartig, maar Hij is en blijft een eerlijk Rechter. Te zwaar zullen wij door Hem niet worden gestraft.
-----
God is niet alleen ten hoogste barmhartig, maar ook ten hoogste rechtvaardig. En Zijn gerechtigheid (zoals Hij Zich in Zijn Woord geopenbaard heeft) vereist, dat onze zonden, tegen Zijn oneindige Majesteit begaan, niet alleen met tijdelijke, maar ook met eeuwige straffen, zowel naar ziel als naar lichaam, gestraft worden; welke straffen wij niet kunnen ontgaan, tenzij aan Gods gerechtigheid genoeg geschiedt. (Dordtse Leerregels II,1)
-----
Wie zelf nooit werd geconfronteerd met zijn helwaardigheid, wie zelf nooit iets heeft ingeleefd van Gods rechtvaardige toorn, die vergeet dat Christus in de eerste plaats "stierf voor" Zijn Vader, en wel in die zin dat Hij in de eerste plaats genoegdoening verschafte aan het heilig, eisend recht van God.
Veel kerkmensen hebben heel oppervlakkige gedachten over God en vergeving. Ze vinden het eerder gewoon dat God vergeeft, dan dat Hij voldoening eist. Dit heeft te maken met het punt: beseffen we dat God rechtvaardig is? Als dit ons ten diepste niets doet, hoeft er ook niet te worden voldaan aan Gods rechtvaardigheid.
-----
Maar omdat wij zelf niet kunnen genoegdoen, en ons van Gods toorn bevrijden, zo heeft God uit oneindige barmhartigheid Zijn eniggeboren Zoon ons tot Borg gegeven, Die - opdat Hij voor ons zou genoegdoen - voor ons of in onze plaats, zonde en vervloeking aan het kruis geworden is. (Dordtse Leerregels II,2)
-----
Hier belijdt de gelovige: God is niet alleen rechtvaardig, maar ook barmhartig. De rechtvaardigheid van God eist betaling van mij. De barmhartigheid van God verschaft mij die betaling. Barmhartig en rechtvaardig - voor ons besef misschien niet met elkaar in overeenstemming te brengen. Maar eigenlijk is het Evangelie één grote manifestatie / betoning van deze twee glorierijke Eigenschappen van God. Was Hij niet rechtvaardig, dan zou Gods Zoon niet hebben hoeven lijden, niet hebben hoeven betalen, en dus ook geen mens hebben hoeven worden. Was God niet barmhartig, dat zou Hij Zijn lieve Zoon niet hebben overgegeven, maar Hem hebben gespaard, en van ons, misdadigers, hebben geëist dat wíj betaalden.
Maar nu is Hij rechtvaardig - dus moet er aan het vloekhout van Golgotha een slachtoffer worden gebracht. En Hij is barmhartig - dus hangt daar niet de schuldige, maar de Onschuldige, in de plaats van de schuldige. En dat is nu net het hele Evangelie.
Vragen: 1 Wat betekent het dat in het Evangelie de rechtvaardigheid van God geopenbaard wordt (Romeinen 1 vers 17)?
2 Wat betekent het Bijbelse woord gerechtigheid, wanneer het betrekking heeft op God én wanneer het betrekking heeft op mensen?
3 Wat betekent II Korinthiërs 5 vers 21 - voor jou?
4 Hoe leer je zonde kennen als schúld?