Uit mijn dagboek
Gisteren heb ik tot tweemaal toe in de nieuwjaarspreek de gemeenteleden opgeroepen om elke dag tijd apart te zetten, stille tijd, om met God en Zijn Woord alleen te zijn. We zingen immers in Psalm 85 vers 3 berijmd (en we zongen het ook in die dienst): merk op, mijn ziel, wat antwoord God u geeft! Om het spreken van God te kunnen horen moeten wij wel opmerken. 'Opmerken' betekent onder andere stille tijd 'maken', stil zijn voor God, luisteren naar wat Hij tot ons te zeggen heeft. Denk aan Manasse, over wie geschreven staat: de Heere sprak wel tot Manasse en tot zijn volk, maar zij merkten daar niet op.
Opmerken kost tijd. Het is goed om aan het begin van een nieuw jaar bewust tijd daarvoor te reserveren. De tijd waarin wij leven, is druk genoeg. Daarom is het niet onbelangrijk om heel bewust en met een vast besluit stille tijd in ons schema / onze agenda in te bouwen.
Eén van de dingen die daartoe dienstbaar kan zijn, is het bijhouden van een dagboek. Vooral aan het eind van elke dag, of wanneer er maar genegenheid is om iets te schrijven, is het goed ons te bezinnen op onze relatie tot God, tot onze naaste, en tot onszelf.
Hoe heb ik de tijd doorgebracht? Hoe heb ik met Gods Woord geleefd? Hoe heb ik mijn naaste gediend? Hoe ben ik met mijn lichaam, mijn geld, mijn tijd, omgegaan?
In oude tijden was het gewoonte, en werd het ook aanbevolen, om regelmatig iets op te schrijven van de dingen die God aan onze ziel gedaan zou hebben, of die we in de weg van Zijn voorzienigheid beleefd hebben.
Wanneer wij in Psalm 103 lezen: vergeet geen van Zijn weldaden, dan moeten wij ook werkelijk doen wat we kunnen, om de weldaden van God niet te vergeten. Wij zijn echter nogal vergeetachtig. Drukte neemt ons vaak zo in beslag, allerlei omstandigheden slokken ons zo gauw op, dat we aan nadenken niet toekomen. Nadenken heeft te maken met tijd nemen, stille tijd afzonderen.
Dit jaar - zo heb ik mij voorgenomen - wil ik de Heilige Schrift opnieuw in zijn geheel lezen. Ik doe dit aan de hand van het leesrooster van dominee M'Cheyne.
Vanmorgen was onder andere Ezra 2 aan de beurt. Daarin las ik een hele rij namen. Deze namen - van mensen die uit de ballingschap van Babel mochten terugkeren naar de stad Jeruzalem - bepaalden mij erbij dat zij allen hebben geleefd onder de beloften van God; en dat ze ook allemaal zijn gestorven. Een ontzaglijke rij van namen, namen, namen… die mij allemaal eraan herinnerden dat ik stervende ben. Nog een klein ogenblik, een paar dagen misschien, of weken, maanden, jaren, en we zijn er geen van allen meer.
Wat heb ik vandaag nog meer gedaan? Ik heb twee echtparen en een weduwe bezocht.
Misschien is het de moeite waard voor de lezers van de achterkant mee te lezen met wat ik bij het laatste bezoek heb gelezen: Jesaja 30 vers 18 en 19, waar staat: daarom zal de HEERE wachten opdat Hij u genadig zij, en daarom zal Hij verhoogd worden opdat Hij Zich over u ontferme. Want de HEERE is een God van gericht. Welgelukzalig zijn die allen die Hem verwachten. Gewis zal Hij u genadig zijn op de stem van uw geroep. Zo gauw Hij die horen zal, zal Hij u antwoorden.
Graag wens ik alle lezers toe dit roepen te beoefenen, en de stille tijd die nodig is om opmerkzaam te horen wat voor genadig antwoord God ú / jóu vandaag geeft.