Home
Belijdeniscatechisatie
Bijbelstudie
De Catechisant
Studiemateriaal
Pastoralia
Contact
Links
Nederlandse Geloofsbelijdenis
Les 4: God, Zijn Wezen, Namen en Eigenschappen; de Drievuldigheid
-----
        Leren: vr. en antw. 4, 24, 25
        Lezen: Exodus 34 vers 5-9; Psalm 139; Jesaja 6; Hebreeën 1
Lezen: NGB 8-11; geloofsbelijdenis van Athanasius
-----
De Bijbel veronderstelt het bestaan van God en beargumenteert het niet, omdat alleen een dwaas (Psalm 14) het ontkent. Heel het universum is een bewijs van de Schepper / Oorsprong van alles dat is en leeft. God Die in Zichzelf eeuwig bestaat en van niets en niemand afhankelijk is, is in Zichzelf voor ons niet te kennen, oneindig en onzichtbaar als Hij is in Zijn Wezen. Hij bewoont een ontoegankelijk licht (I Timotheüs 6 vers 16), maar toch heeft Hij Zich - uit onbegrijpelijke genade! - aan ons bekendgemaakt. God te kennen is het eeuwige leven (Johannes 17 vers 3). God kennen we op uitwendige wijze door Zijn Woord en op inwendige wijze door de Heilige Geest. Zijn Wezen is geestelijk (Johannes 4 vers 24; Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 1). Hij is onlichamelijk, maar Hij spreekt over Zichzelf op mensvormige manier alsof Hij handen, voeten, ogen enz. heeft (Psalm 118 vers 16; Jesaja 59 vers 1); we noemen dit antropomorfisme. In beeldspraak - ontleend aan de functies van onze lichaamsleden - maakt Hij bekend hoe Hij is en wat Hij doet.
Dat Hij Zich laat kennen of bekend maakt, is een onbegrijpelijk grote verwaardiging! Want wij zijn minder dan een druppel aan de emmer en een stofje van de weegschaal (ja: hele volken samen zijn zo gering!); wij zijn niets, ja: minder dan niets en wij worden vergeleken met sprinkhanen, schadelijke insecten (Jesaja 40 vers 15, 17 en 22)! Wat een onbegrijpelijk wonder dan, dat Hij ons Zijn vriendschap biedt... De Bijbel vermeldt Gods Eigenschappen. Hij is
  •         één - alleen Híj is God, niemand meer (Deuteronomium 6 vers 4; Jesaja 45 vers 5, 22)
  •         eenvoudig - Hij is niet complex, Hij evolueert niet; er is geen tegenstelling tussen Zijn eigenschappen (bijvoorbeeld tussen barmhartigheid en rechtvaardigheid - vergelijk echter HC, vr. & antw. 11)
  •         onafhankelijk - Hij is de Bezitter van alles (Job 41 vers 2) en heeft ons dus niet nodig (Handelingen 17 vers 25, Romeinen 11 vers 36). Hij bestaat van Zichzelf. Verder bestaat alles uit en door Hem.
  •         onveranderlijk - wanneer Hij zegt dat Hij berouw heeft, is ook dit een antropomorfe of mensvormige manier van spreken (I Samuël 15 vers 29: "Ook liegt Hij Die de Overwinning van Israël is, niet, en het berouwt Hem niet; want Hij is geen mens, dat Hem iets berouwen zou." Vergelijk echter vers 11!; Romeinen 11 vers 29; Maleachi 3 vers 6; Jakobus 1 vers 17). Alles verandert / slijt / veroudert, maar God blijft Dezelfde (Psalm 102 vers 26-28). Hij is onveranderlijk is Zijn houding tegenover het kwade en tegenover het goede. Hij is ook onveranderlijk in Zijn gedachte of plan (Psalm 33 vers 11) en in Zijn belofte - we kunnen ten volle op Hem aan (Hebreeën 6 vers 17-18). Hij, de Algoede, wordt niet slechter, en Hij kan ook niet beter worden. Als God zou veranderen, was er geen énkele zekerheid meer!
  •         oneindig (a) in tijd = eeuwig (Psalm 90 vers 1-2; I Timotheüs 6 vers 16); (b) in ruimte = alomtegenwoordig (I Koningen 8 vers 27; Psalm 139 vers 7-12; Jeremia 23 vers 24). Wel is Hij op bepaalde plaatsen op een bijzondere manier (Jesaja 57 vers 15).
  •         geest - onstoffelijk, niet lichamelijk (Johannes 4 vers 24)
  •         onzichtbaar - zo schrijft Johannes (Evangelie 1 vers 18; Eerste Brief 4 vers 12). Toch mogen Gods kinderen Hem 'zien' (Mattheüs 5 vers 8; Openbaring 22 vers 4). Wie de Zoon ziet, ziet de Vader (Johannes 14 vers 9)
  •         licht - zondeloos, heilig; volstrekt vreemd aan / afgescheiden van alle werken der duisternis; vol Zelfbewustzijn, vol wetenschap (I Johannes 1 vers 5)
  •         alwetend - hoe vreesaanjagend deze eigenschap ook is voor goddelozen (Hebreeën 4 vers 13), ze is troostrijk voor godzaligen (Psalm 139 vers 1-6; Spreuken 15 vers 3; I Johannes 3 vers 20)
  •         wijs - Hij kiest altijd de juiste weg, neemt altijd de juiste beslissingen, geeft altijd de juiste raad (Job 12 vers 13; Psalm 104 vers 24; I Timotheüs 1 vers 17)
  •         waar / trouw - Hij heeft de waarheid lief en haat de leugen (Deuteronomium 32 vers 4: "Hij is de Rotssteen, Wiens werk volkomen is; want al Zijn wegen zijn gericht. God is waarheid, en is geen onrecht; rechtvaardig en recht is Hij"; Johannes 17 vers 3; Titus 1 vers 2)
  •         rechtvaardig - Hij handhaaft en verheerlijkt het recht (Genesis 18 vers 25; Jesaja 5 vers 16). Hij haat en straft het onrecht (Psalm 5 vers 5-7; II Thessalonicenzen 1 vers 6). Hij schenkt vergeving op grond van recht (I Johannes 1 vers 9)
  •         (na)ijverig - elke week wordt het ons voorgehouden in het Tweede Gebod (Exodus 20 vers 5). Deze eigenschap betekent dat God jaloers is op Zijn eer, geen mededinger verdraagt. Ook laat Hij niet toe dat iemand Zijn bruidsgemeente aanrandt. Het is goed ernstig te bedenken wat Jozua 24 vers 19 zegt: "Gij zult de HEERE niet kunnen dienen, want Hij is een heilig God; Hij is een ijverig God; Hij zal uw overtredingen en uw zonden niet vergeven."
  •         toornig - zelfs te allen dage alleen toornig (Psalm 7 vers 12). Spot niet met Zijn rechtmatige, ondraaglijke toorn tegen je zonde (Psalm 90 vers 7, 11; Johannes 3 vers 36). Maar om Jezus' wil is ook Psalm 103 vers 9 waar
  •         heilig - Hij is geheel en al afgezonderd van al het geschapene, oneindig ver daarboven verheven (Psalm 99 vers 9; Jesaja 6 vers 3); ook is Hij afgescheiden van alle zonde en onheiligheid (Habakuk 1 vers 13). Niettemin heeft Hij zondaren lief, in Christus (Hosea 11 vers 9). Een voorbeeld hoe wij met Gods heiligheid moeten omgaan, vinden wij in Jesaja 6, waar de man Gods zegt: "Wee mij, want ik verga!" Jesaja noemt Hem meer dan twintig keer de Heilige Israëls (onder andere 1 vers 4; 12 vers 6; 41 vers 14), wat niet in de eerste plaats een dreiging is, maar vooral een reden om tot Hem te vluchten en bij Hem te schuilen (Psalm 33 vers 21)
  •        liefdevol - Hij is zuiver Liefde (Johannes 3 vers 16; I Johannes 4 vers 8),  puur Goedheid (Psalm 86 vers 5; Psalm 100 vers 5; Psalm 119 vers 68; Mattheüs 5 vers 45; Markus 10 vers 18)
  •         soeverein of vrijmachtig - dit is geen willekeur. Omdat God enkel goedheid en rechtvaardigheid is, heeft Zijn vrijmacht niets te maken met luim of gril. Hij is dus geen despoot of tiran. Vol vertrouwen belijdt de dichter in Psalm 115 vers 3: "Onze God is toch in de hemel, Hij doet al wat Hem behaagt." Wij dienen onvoorwaardelijk onder Zijn volstrekte vrijmacht te buigen (Daniël 4 vers 35; Romeinen 9 vers 20-21)
  •         almachtig - Zijn macht is allesomvattende troost voor de Zijnen (Genesis 17 vers 1; Psalm 121 vers 2; Jeremia 32 vers 17 & 27; Openbaring 1 vers 8)
  •         volmaakt - Zijn weg is volmaakt (II Samuël 22 vers 31), waarbij Hij ons tot voorbeeld is (Mattheüs 5 vers 48)
  •         barmhartig - daarom ontfermt Hij Zich over het ellendige (Mattheüs 9 vers 27; II Korinthiërs 1 vers 3; Jakobus 5 vers 11)
  •         goedertieren - daarom vergeeft Hij graag (Psalm 103; Psalm 130 vers 4; Micha 7 vers 18)
  •         genadig - toen de tollenaar erom smeekte, ontving hij deze genade (Lukas 18 vers 13), daarom worden wij genodigd tot de troon der genade (Hebreeën 4 vers 16)
  •         lankmoedig - Hij straft bijna nooit direct op de zondedaad (soms wel, zoals bij Ananias en Saffira, Handelingen 5 vers 5 & 10), maar stelt de toorn uit (Numeri 14 vers 18; Nehemia 9 vers 17; Psalm 86 vers 15; Psalm 145 vers 8; Joël 2 vers 13; Jona 4 vers 2). Waarom? II Petrus 3 vers 9: "De Heere vertraagt de belofte niet (gelijk enigen dat traagheid achten), maar is lankmoedig over ons, niet willende, dat enigen verloren gaan, maar dat zij allen tot bekering komen."
Wil jij tot God komen (in gebed en dienst) dan moet je dit alles over God geloven (Hebreeën 11 vers 6).
Dit alles is Hij wezenlijk. Wíj kunnen een eigenschap (bijvoorbeeld goedheid) missen, maar blijven desondanks mens; Gód is in Zijn Wezen elk van deze Eigenschappen / Loflijkheden / Volmaaktheden of Deugden (I Petrus 2 vers 9). Deze maakt Hij ons bekend, opdat wij daarvan gelovig en ootmoedig gebruík maken. Dat is: ons vertrouwen op díe God vestigen (Exodus 34 vers 6, 7 én vers 9; Numeri 14 vers 17-20). Daarom heeft Hij Zich in Zijn Woord ook met verschillende Namen bekend gemaakt, zoals: Heere, HEERE (Jehovah), Allerhoogste (Genesis 14 vers 22), Almachtige of Algenoegzame (Genesis 17 vers 1), Vader (Jesaja 63 vers 16 en 64 vers 8).
Uit de openbaring van God in Zijn Woord blijkt dat Hij meer dan Eén is, hoewel er toch maar één God is. Dit wonderlijke en ondoorgrondelijke geheim omschrijven wij (op gebrekkige manier) als volgt: God is drie-enig. In Hem is een drievuldige volheid. De Schrift leert het en wij aanvaarden het, al begrijpen we Hem niet. Hoe zou eindig verstand - door de zonde bovendien verduisterd - de Oneindige begrijpen? Wat zijn we verwaand, wanneer we in het voetspoor van de jehovagetuigen menen God te kunnen begrijpen. Trouwens, is het niet volledig waar, wat eens door kerkvader Augustinus werd gezegd: wanneer wij God zouden kunnen begrijpen, was Hij het niet waard om door ons te worden geëerd, gevreesd en gediend...!?
Al begrijpen we deze leer niet, toch spreekt de Bijbel zó over God de Vader en Zijn Zoon Jezus Christus en de Heilige Geest. Daarom mogen we aannemen, dat - hoewel God Eén is - toch én de Vader God is én de Zoon God is én de Heilige Geest God is (zie de geloofsbelijdenis van Athanasius). Het hóe en het wát van Gods Drievuldigheid, van Zijn Wezen en Zijn eigenschappen willen we niet ontrafelen. Maar dát het zo is, mogen en moeten wij eerbiedig belijden en in verwondering aanbidden en geloven. En de bedoeling is dat wij daardoor vertroost zouden zijn. Wat is onze God heerlijk en groot! Het is dan ook geen begrípsleer, maar een gelóófsleer.
Het is belangrijk dat we God kennen als de Drie-enige, opdat we de drie Goddelijke Personen op de rechte manier zouden eren, aanbidden en vertrouwen. Hem te kennen en Zijn inwoning te ervaren doet ons vast en eerbiedig vertrouwen dat onze zaligheid in goede handen is, want de drie-enige God staat er Borg voor. De welgelukzaligheid is een vólle genieting, wanneer we beleven dat niet alleen de Vader God is, maar dat ook onze Zaligmaker en onze Heiligmaker Beiden waarachtig en eeuwig God zijn.
 
Bewijsteksten van de leer der drie-eenheid.
Let erop dat wat in het Oude Testament aan God Zelf wordt toegeschreven, in het Nieuwe Testament aan Jezus Christus of aan de Heilige Geest wordt toegeschreven. Paulus zegt soms dat een bepaald vers uit het Oude Testament, waarin het over God Zelf gaat, uiteindelijk over Christus gaat:
  •         Numeri 6 vers 24-26: de HEERE zegent <?> II Korinthiërs 13 vers 13: Vader, Zoon en Heilige Geest zegenen.
  •         Deuteronomium 30 vers 20: de HEERE zegt dat Hij het Leven is en Deuteronomium 32 vers 4: de HEERE is de Waarheid <?> Johannes 14 vers 6: Christus zegt: "Ik ben de Waarheid en het Leven" (waarmee de Nieuwtestamentische gemeente veel armer zou zijn dan de Oudtestamentische, indien Christus niet God was gelijk aan Zijn Vader).
  •         In 1 Koningen 8 vers 39 zegt Salomo over de HEERE: "Gij alleen kent het hart van alle kinderen der mensen" <?> Openbaring 2 vers 23 spreekt Christus:  "Al de gemeenten zullen weten dat Ik het ben, Die nieren en harten onderzoek."
  •         II Kronieken 29 vers 11: de HEERE is Hoofd over alles <?> Efeziërs 1 vers 22: Jezus is Hoofd (als Hij niet eenswezens was met de Vader, was de Nieuwtestamentische gemeente veel armer dan de Oudtestamentische).
  •         Psalm 23 vers 1: De HEERE is mijn Herder <?> Johannes 10 vers 11: Christus noemt Zich de Goede Herder (wat godslastering is, indien Hij niet de HEERE is).
  •         In Psalmen 24 vers 8 lezen we: "Wie is de Koning der ere? De HEERE. In 1 Korinthiërs 2 vers 8 en in Jakobus 2 vers 1 wordt Christus de Heere der heerlijkheid genoemd. Was dat niet godslasterlijklijk wanneer Hij geen God was?
  •         Psalm 31 vers 6: onze geest aan de HEERE bevelen <?> Handelingen 7 vers 59: Stefanus beveelt zijn geest aan Christus (wat godslastering is, indien Christus niet God is).
  •         Psalm 34 vers 9: "Smaakt en ziet dat de HEERE goed is." <?> 1 Petrus 2 vers 3: "… dat de Heere goedertieren is." En in het volgende vers blijkt dat volgens Petrus deze aanhaling uit Psalm 34 op Christus slaat.
  •        In Psalm 36 vers 10 lezen we over de HEERE: "Bij U is de fontein des levens; in Uw licht zien wij het licht." Vergelijk dit met woorden van Jezus als Johannes 8 vers 12: "Jezus dan sprak tot hen: Ik ben het licht der wereld; wie Mij volgt, zal in de duisternis niet wandelen, maar zal het licht des levens hebben." Is het niet overduidelijk dat Jezus hier spreekt als de Jehovah van het Oude Testament?
  •         Psalm 68 vers 19: "Gij zijt opgevaren in de hoogte; Gij hebt de gevangenis gevankelijk gevoerd; Gij hebt gaven genomen om uit te delen onder de mensen; ja, ook de wederhorigen om bij U te wonen, o HEERE God!" <?> Efeziërs 4 vers 8: "Daarom zegt Hij: als Hij opgevaren is in de hoogte, heeft Hij de gevangenis gevangen genomen, en heeft de mensen gaven gegeven", waar Paulus zegt dat het daar over Christus gaat.
  •         Psalm 73 vers 25: "Wie heb ik behalve U in de hemel?" <?> Filippenzen 1 vers 21: "Het leven is mij Christus, en het sterven is gewin."
  •         Psalm 102 vers 26-28: God heeft alles gemaakt <?> Hebreeën 1 vers 10-12: Christus heeft alles gemaakt (maar heel de Bijbel belijdt dat alleen God de Schepper van het heelal is; dus is Christus God).
  •         Jesaja 6 vers 1-9: God wordt gezien <?> Johannes 12 vers 40-41: Christus werd door Jesaja gezien; Handelingen 28 vers 25-27: de Heilige Geest (hoe kan Johannes zeggen dat Jesaja de heerlijkheid van Christus zag, als Christus niet de waarachtige God is? en idem betreffende Paulus aangaande de Heilige Geest?)
  •         Wat in Jesaja 8 vers 14 over God wordt gezegd, haalt Petrus (I Petrus 2 vers 8) aan als doelend op Christus.
  •         Jesaja 9 vers 5: het gaat over een Kind. Hij wordt genoemd: Sterke God, Vader der eeuwigheid (of: eeuwige Vader). Hoe zou dit bij een kind passen, wanneer Hij niet God was?
  •         Jesaja 40 vers 3 vergeleken met Mattheüs 3 vers 3: de weg des HEEREN = de weg van Jezus Christus.
  •        Uit Jesaja  43 vers 25 en gelijksoortige schriftplaatsen blijkt overduidelijk dat niemand zonden kan of mag vergeven dan de HEERE alleen: "  Ik, Ik ben het, Die uw overtredingen uitdelg, om Mijnentwil, en Ik gedenk uwer zonden niet." Jezus zegt in Mattheüs 9 vers 2: "Zoon, wees welgemoed; uw zonden zijn u vergeven." Hetzelfde gebeurt in Lukas 7 vers 48: "Hij zei tot haar: uw zonden zijn vergeven."
  •         In Jesaja 44 vers 6 lezen we: "Zo zegt de HEERE, de Koning van Israël, en zijn Verlosser, de HEERE der heirscharen: Ik ben de Eerste, en Ik ben de Laatste, en behalve Mij is er geen God" (vergelijk ook 48 vers 12). Johannes hoort Jezus zeggen (Openbaring 1 vers 17): "Vrees niet; Ik ben de Eerste en de Laatste" (vergelijk ook 22 vers 13).
  •         Jesaja 45 vers 23: de HEERE zegt dat alle knie voor Hem gebogen zal worden, alle tong Hem zal belijden <?> Filippenzen 2 vers 10-11 zegt dat dit Christus betreft; wat godslasterlijk zou zijn, indien Christus niet waarachtig God was (vergelijk ook Romeinen 14 vers 10-11).
  •         Jeremia 2 vers 13 noemt de HEERE Zich "de Springader des levenden waters" <?> In Johannes 7 vers 37 zegt Jezus: "Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke." Dit zou godslasterlijk zijn, indien Hij niet Dezelfde HEERE van Jeremia 2 vers 13 was.
  •         Jeremia 17 vers 10: de HEERE doorgrondt het hart en proeft de nieren <?> Openbaring 2 vers 23: Christus onderzoekt nieren en harten (als Christus niet God was, zou dit strijden tegen I Koningen 8 vers 39, waar wordt beleden dat alleen de HEERE het hart der mensen kent).
  •         Joël 2 vers 32: de Naam van JEHOVAH aanroepen <?> I Korinthiërs 1 vers 2: de Naam van Jezus Christus aanroepen (wat eveneens godslastering was - want we mogen alleen God aanroepen - indien Christus niet waarachtig God was).
  •         Maleachi 3 vers 1: de weg des HEEREN <?> Markus 1 vers 1-2: "Het begin van het Evangelie van Jezus Christus, de Zoon van God. Gelijk geschreven is in de profeten: ziet, Ik zend Mijn engel voor Uw aangezicht, die Uw weg voor U heen bereiden zal."
  •         In Mattheüs 11 vers 25 zegt Jezus dat God heilgeheimen aan mensen openbaart, in vers 27 zegt Hij dat Hij Zelf het doet, ja dat Hij Zelf De Vader aan mensen openbaart, en dat ook nog eens soeverein, zoals Hij wil. Dit is volstrekt onverklaarbaar voor de nederige Jezus (vers 29) tenzij Hij gelijk is aan Zijn Vader.
  •         Mattheüs 12 vers 31-32: als iemand de Heilige Geest lastert wordt het hem niet vergeven, maar de lastering tegen de Vader en de Zoon wel (hoe kan dat zijn, indien de Geest slechts een onpersoonlijke kracht van God is, zoals de jehovagetuigen beweren?)
  •         Mattheüs 18 vers 20: Christus is in het midden van elke vergadering die in Zijn Naam wordt gehouden (wat niet kan als Hij geen God is, van Wie alleen wordt gezegd, dat Hij hemel en aarde vervult, zie Jeremia 23 vers 23-24).
  •        Mattheüs 28 vers 19: in de ene Naam van (1) de Vader, (2) de Zoon en (3) de Heilige Geest zijn wij gedoopt (waaruit klaar blijkt dat de Zoon en de Heilige Geest één Naam met de Vader hebben). Wilhelmus à Brakel schrijft hierover:
-----
Onze Doop geschiedt in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest. Aan deze drie Personen wordt men in de Heilige Doop overgegeven, in Hun Naam wordt ons het verbond der genade bevestigd, de Doop verplicht een ieder Hun Naam te vertrouwen, Hen te erkennen, te beminnen en te dienen, en ons door Hen te laten besturen; ook verplicht de Doop ons die drie Personen aan te bidden, en van Ieder van Hun zegen te verzoeken.
-----
  •         Denk aan de onvergelijkelijk radicale en totale eisen die Jezus stelt. Hij zegt (Mattheüs 8 vers 22): "Volg Mij, en laat de doden hun doden begraven." In Lukas 14 vers 26 zegt Hij zelfs: "Als iemand tot Mij komt en niet haat zijn vader, en moeder, en vrouw, en kinderen, en broeders, en zusters, ja, ook zelfs zijn eigen leven, die kan Mijn discipel niet zijn." Zou enig mens zo'n claim op radicale, algehele gehoorzaamheid en volgzaamheid kunnen laten gelden? Nee, alleen God. Jezus laat deze eis horen, want Hij ís God!
  •         In Johannes 1 vers 1 staat, dat het Woord bij God is (dus onderscheiden van Hem) én dat Hij Zelf God is.
  •         Johannes 5 vers 23: de Zoon moeten we eren gelijk we de Vader eren (wat godslasterlijk is, indien de Zoon niet gelijke eer waardig is met de Vader; en wie anders is gelijke eer waardig met God dan God alleen?)
  •         Johannes 10 vers 30: Christus zegt: "Ik en de Vader zijn één."
  •         In Johannes 11 vers 4 wordt de glorie van God en van Zijn Zoon in één adem genoemd - een stille getuige hoe deze Twee Eén zijn: "Jezus zei: deze krankheid is ter heerlijkheid Gods; opdat de Zoon van God daardoor verheerlijkt wordt."
  •         Johannes 14 vers 1: én in God geloven én (zo ook) in Christus.
  •         Johannes 14 vers 9-11: Christus is in de Vader en de Vader in Hem.
  •         In Johannes 14 vers 16 zegt Jezus dat de Vader de Heilige Geest stuurt. In 15 vers 26 zegt Hij: "…de Trooster Die Ik u zenden zal van de Vader."
  •        Johannes 15 vers 9: de liefde van Christus tot ons is gelijk aan de liefde waarmee de Vader Hem heeft liefgehad (hoe kan Christus' liefde gelijk zijn aan die van de Vader voor Zijn Zoon, indien Christus niet God is?)
  •        Johannes 20 vers 28: Thomas noemt Jezus "mijn Heere en mijn God" en Jezus wijst het niet af; want Hij is ook werkelijk (zijn) God.
  •         Handelingen 5 vers 3: Ananias heeft gelogen tegen de Heilige Geest <?> vers 4: tegen God.
  •         Handelingen 9 vers 15: de Heere (namelijk Jezus Christus) roept Paulus <?> Handelingen 13 vers 2: de Heilige Geest heeft hem geroepen.
  •         De oproep van Paulus aan de stokbewaarder (Handelingen 16 vers 31): "Geloof in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden" zou godslasterlijk zijn geweest als Jezus niet waarachtig God was!
  •         In Romeinen 8 vers 35 schrijft de apostel: "Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus?" Aan het eind van heel de opsomming schrijft: "Want ik ben verzekerd, dat (niets) ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods." De liefde van God en van Christus zijn dezelfde liefde.
  •         Romeinen 9 vers 5 staat: "Christus..., Die is God boven allen te prijzen in der eeuwigheid."
  •         Romeinen 14 vers 10: de rechterstoel van Christus <?> vers 12: rekenschap geven aan God.
  •         In I Korinthiërs 2 vers 2 schrijft Paulus dat hij maar één ding weten wil: Jezus Christus en Die gekruisigd. Als Jezus niet waarachtig God zou zijn geweest, zou het toch ondenkbaar zijn geweest dat een door Gods Heilige Geest geïnspireerde apostel van stad tot stad zou rondtrekken met als enige onderwerp van onderwijs: een schepsel…! Vreselijke gedachte, omdat alleen God de enige Inhoud van heel onze godsdienst kan en mag zijn.
  •         I Korinthiërs 6 vers 19: wij zijn het eigendom van Hem Die ons met een prijs betaald heeft (dus van Christus) <?> vers 20 trekt als conclusie: verheerlijk dan Gód; wat ongerijmd is, als Christus niet God is.
  •         Filippenzen 2 vers 6 zegt, dat Christus in de gestalte van God was; God is een Geest en heeft geen "lichamelijke gestalte". Deze uitdrukking betekent dat Christus in het Wezen Gods was.
  •         Hebreeën 3 vers 3: Christus ontvangt eer als de Bouwer <?> vers 4: God is Bouwer.
  •         I Johannes 5 vers 20: Christus is de waarachtige God; niet "een", maar "de" waarachtige God, wat óf twee goden inhoudt, óf dat Hij één is met Zijn Vader.
  •         Openbaring 1 vers 8: "Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, zegt de Heere, Die is, en Die was, en Die komen zal, de Almachtige." Hier spreekt de Almachtige God. Vergelijk Openbaring 22 vers 13, waar Christus zegt: "Ik ben de Alfa, en de Omega, het Begin en het Einde; de Eerste en de Laatste."
  •         Openbaring 5 vers 13: het Lam wordt op dezelfde manier verheerlijkt als God.
Dat de Heilige Geest niet een onpersoonlijke kracht is, zoals de jehovagetuigen leren, maar een Persoon en wel Zelf één met God, ja, Zelf God, blijkt ook uit het volgende:
  •         In Johannes 14 vers 16 wordt de Heilige Geest de Trooster genoemd; in 16 vers 13 staat dat Hij in alle waarheid leidt en verkondigt wat Hij hóórt; en in vers 14 en 15, dat Hij Christus verheerlijkt en Hem ons verkondigt.
  •         In Romeinen 8 vers 26 wordt gezegd dat de Heilige Geest de gelovigen mede te hulp komt in het gebed en Zelf in hen bidt met onuitsprekelijke zuchtingen.
  •         In I Korinthiërs 2 vers 10-11 wordt gezegd dat de Heilige Geest de diepten Gods onderzoekt en ons verkondigt. Dit alles kan een onpersoonlijke kracht niet.
Het belangrijkste is dat wij de werkingen van de drie Personen in ons hart gevoelen (NGB, artikel 8). Welke? Je kunt denken aan wat het doopformulier samenvat aangaande de belofte (en de vervulling ervan!)
  •         van de Vader: Hij richt met ons een eeuwig verbond der genade op; neemt ons tot Zijn kinderen en erfgenamen aan, verzorgt ons van alle goed, weert alle kwaad van ons of keert het ons ten beste;
  •         van de Zoon: Hij wast ons van al onze zonden in Zijn bloed, lijft ons in de gemenschap van Zijn dood en van Zijn wederopstanding in, zodat wij van onze zonden worden bevrijd en rechtvaardig voor God worden gerekend;
  •         van de Heilige Geest: Hij woont in ons, heiligt ons tot lidmaat van Christus, eigent ons toe wat wij in Christus bezitten, namelijk de afwassing van onze zonden en de dagelijkse vernieuwing van ons leven.
 
Dan weten we met zekerheid: mijn Middelaar, Die mijn plaats voor Gods gericht innam, is waarachtig God. En de Heilige Geest, Die mij met God verenigt, is ook waarachtig God. Het gaat niet om het begrijpen van God of Zijn eigenschappen, maar dat Hij in ons woont en dat we Hem hartelijk vertrouwen en liefhebben. Als we met deze God niet verzoend zijn en Hem niet dienen, is Hij nog onze Vijand, Die ons vanwege onze zonde moet haten (Jeremia 12 vers 8; Hosea 9 vers 15). Dan zijn al Zijn Deugden tegen ons gewapend. Maar wie Hem nederig valt te voet, zal de volzalige God tot zijn Deel krijgen. Hoe kun je God leren kennen en liefhebben, wat op weg naar het belijdenis doen zo volstrekt onmisbaar is? Door Hem Zelf! Het is niet uit ons. O, dat je niet eerder tevreden zou zijn, dan wanneer je Hem ontmoet, met Hem omgang mag hebben! Hij is machtig, bij Hem is gewilligheid en volzaligheid. Waarom zou je je niet bij Hem vervoegen? Moge dit alles ons brengen tot de uitroep van de dichter in Psalm 73: "Wie heb ik behalve U in de hemel? Naast U lust mij ook niets op de aarde."
 
Vragen: 1 Wie is God?
2 Wat lees je in Romeinen 9 over Gods soevereiniteit?
3 Wat weet je van de leer der drie-eenheid?
4 Wat weten wij van God uit de schepping en onderhouding? En wat kunnen wij vanuit het Woord méér weten (Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 2)?
5 Bewijs dat onze Heiland God is; en dat de Heilige Geest een Persoon is.