Boeten voor je zonden
Als je sterft, zal je toch moeten boeten voor al je zonden? Ook al geloof je dat ze vergeven zijn in het bloed van de Heere Jezus? Hoe zit dit met het gegeven dat de Heere in de vergeving van zonden, deze niet meer gedenkt maar in de diepten der zee werpt? Hoe zit dit met het tekstgedeelte uit II Korinthiërs 5 vers 10, waar we lezen: want wij allen moeten geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus, opdat een ieder wegdraagt, hetgeen door het lichaam geschiedt, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad?
De roomse kerk leert dat wij bij of na ons sterven nog moeten boeten voor onze zonden. Dit is waar en niet waar. Voor de goddelozen, die zonder waar geloof in Jezus Christus sterven, is het waar: zij moeten eeuwigdurend boeten voor hun zonden. Voor de wedergeboren, gerechtvaardigde en geheiligde kinderen van God echter is dit niet waar. Zij hoeven nu en ook bij of na het sterven niet te boeten voor hun zonden, omdat deze al geboet zijn: de Heere Jezus heeft ze gedragen en ervoor betaald door Zijn bitter lijden en sterven.
Wat betekent het dan wat in II Korinthiërs 5 vers 10 lezen? Daar gaat het erover dat alle mensen voor Gods rechterstoel moeten komen. Paulus schrijft voor de rechterstoel van Christus, want de Wereldrechter is Gods Zoon, aan Wie de Vader het oordeel heeft overgegeven. Wat houdt het in om voor die rechterstoel te verschijnen? Dat ons leven wordt beoordeeld. Hoe zal dat uitvallen? Dat is geen onzekere vraag, maar is duidelijk bekend: allen die voor eigen rekening staan, zullen overeenkomstig hun daden en woorden en gedachten en natuur worden gestraft.
Wat een ontzettend gebeuren zal het zijn! Denk u in, wat Psalm 50 vers 3 ons zegt: onze God zal komen en zal niet zwijgen; een vuur voor Zijn aangezicht zal verteren, en rondom Hem zal het zeer stormen.
Zult u kunnen bestaan? Daar moeten we maar veel aan denken, zegt Salomo ons in Prediker 11 vers 9. Hij schrijft: verblijd u, o jongeling, in uw jeugd, en laat uw hart zich vermaken in de dagen van uw jongelingschap, en wandel in de wegen van uw hart, en in de aanschouwingen van uw ogen; maar weet dat God om al deze dingen u zal doen komen voor het gericht.
En ook de Heere Jezus Zelf spreekt er tijdens Zijn aardse leven over, meer dan eens. Denk aan de gelijkenis van Mattheüs 25, waar we onder andere dit lezen (vers 32, 33, 41, 46): voor Hem zullen al de volken vergaderd worden, en Hij zal ze van elkaar scheiden, zoals de herder de schapen van de bokken scheidt. En Hij zal de schapen aan Zijn rechterhand zetten, en de bokken aan Zijn linkerhand. Dan zal Hij zeggen tot degenen die ter linkerhand zijn: gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bereid is. En dezen zullen gaan in de eeuwige pijn; maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven.
De apostel Petrus sluit zich hierbij aan, wanneer hij in het huis van Cornelius zegt (Handelingen 10 vers 42): God heeft ons geboden het volk te prediken, en te betuigen dat Hij is Degene Die door God verordend is tot een Rechter van levenden en doden.
En de apostel Judas schrijft in vers 14 en 15 van zijn brief: over Deze heeft ook Henoch, de zevende van Adam, geprofeteerd, zeggende: zie, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken die zij goddeloos gedaan hebben, en vanwege al de harde woorden die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben.
O, hoe zal het zijn?
Maar de rechtvaardigen, de godzaligen, de godvrezenden dan? Zij die de Heere Jezus oprecht liefhebben en in Zijn voetstappen wandelen? Zij die met Paulus jagen naar de volmaaktheid? Zij zullen eeuwig vrij zijn van zonden. De zonden die zij hebben bedreven, en die zij hebben beweend, beleden en bestreden, zullen in dat uur niet gestraft worden. Wel zullen de zonden van Gods kinderen als verzoend in Christus' bloed bekend worden - tot eer van de Middelaar, het Lam dat hun zonden op Zich nam.
Gods kinderen zullen wel de 'gevolgen' ondervinden van de goede werken die zij zullen hebben gedaan. Zij zullen er namelijk voor worden beloond. Denk aan Jesaja 3 vers 10: zegt de rechtvaardige, dat het hem goed zal gaan; dat zij de vrucht van hun werken zullen eten.
De kanttekening luidt hier: God de Heere zal uit genade hun godzaligheid belonen.
De kanttekeningen merken op een andere plaats nog op: vruchten van het geloof worden voortgebracht, niet als verdienende oorzaken der zaligheid, maar als openbare getuigenissen en tekenen van het geloof, die om de verdiensten van Christus uit genade beloond zullen worden, om daarmee de rechtvaardigheid van Zijn vonnis in dit oordeel te bewijzen voor de hele wereld.
Over deze vergelding van de goede werken lezen we ook in Romeinen 2 vers 6-7: dat God een ieder zal vergelden naar zijn werken; het eeuwige leven aan hen die (met volharding in goeddoen) heerlijkheid en eer en onverderfelijkheid zoeken.
En in vers 10 volgt nog: …heerlijkheid en eer en vrede een ieder die het goede werkt.
Of denk aan een uitspraak als in Galaten 6 vers 7-8, waar Paulus tot waarschuwing schrijft aan al Gods kinderen: dwaalt niet; God laat Zich niet bespotten; want wat de mens zaait, dat zal hij ook maaien. Want wie in zijn eigen vlees zaait, zal uit het vlees verderfenis maaien; maar wie in de Geest zaait, zal uit de Geest het eeuwige leven maaien.
Wie zijn degenen die 'in de Geest zaaien'? Volgens de statenvertalers die zijn goederen besteedt tot geestelijke zaken, om Gods eer en de zaligheid der mensen daardoor te bevorderen, en de armen goed te doen.
Ook heel duidelijk is Efeziërs 6 vers 8: wetende, dat zo wat goed een ieder gedaan zal hebben, hij dat van de Heere zal ontvangen.
Kort samengevat: de goede werken worden uit genade beloond. Doet iemand meer goede werken (en ik bedoel niet roomse goede werken, maar Bijbelse goede werken), dan zal die persoon meer ontvangen dan een ander kind van God dat minder goede werken heeft gedaan. Dit is niet 'boeten voor je zonden', zoals de vraagsteller het formuleert. Dit is meer of minder beloond worden, uit louter genade. Het klinkt wel wat werkheilig en rooms, maar het is het niet, zoals door de statenvertalers goed is uitgelegd in de kanttekeningen; waar ik het bij houd.
Nog één ding werd in de vraag genoemd, namelijk dat God de zonden in de diepten der zee werpt. We vinden deze beeldspraak in Micha 7 vers 19: Hij zal Zich weer over ons ontfermen; Hij zal onze ongerechtigheden dempen; ja, Gij zult al hun zonden in de diepten der zee werpen.
De vrucht (u mag ook zeggen: de inhoud) van Gods ontferming is dat onze ongerechtigheden worden gedempt. Dempen is ten onderbrengen. En de kanttekening op dit woord legt het als volgt uit: zodat zij niet kunnen opkomen of opstaan tegen ons in het gericht.
Het gaat dus over hetzelfde onderwerp! O, wat verschaft het toch een intense vreugde dat niet één van al onze zonden, o kerk Gods, ons ooit nog zal aanklagen. We kunnen er nu zo gebogen onder gaan, niet waar?
En bij 'diepten der zee' luidt de kanttekening: een schone en zeer troostelijke gelijkenis, betekenende dat onze zonden bij God niet aangezien, maar in eeuwige vergetenis gesteld, bedekt en als ongeacht en versmoord zullen zijn.
Ik vraag u: is dit niet waar? Daar ligt een heerlijke troost, voor diegenen tenminste die er bevindelijk weet van hebben (anders is alles alleen maar dorre theorie) wat het betekent met een aanklagend geweten over de aarde te gaan. Voor hen die met de dichter van Psalm 51 leerden: Mijn zonden zie 'k mij steeds voor ogen zweven.
Over deze schone woorden van de profeet Micha nog één ding. De kanttekening maakt bij het woord 'dempen' nog een zeer troostrijke en verheugende opmerking. Dempen betekent niet alleen: zodat zij niet kunnen opkomen of opstaan tegen ons in het gericht, maar ook door Zijn Geest de heerschappij en tirannie der zonden [waaronder wij als dienstknechten en slaven verkocht waren] afschaffen, en ons heilig maken en vernieuwen, hier aanvankelijk, hierna volkomen.
Gods Heilige Geest schaft de tirannie der zonden af en maakt ons heilig. Hij komt in ons wonen en maakt ons nieuw, zoals we zo treffend lezen in artikel 24 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis: wij geloven dat dit ware geloof, in de mens gewerkt zijnde door het gehoor van Gods Woord en de werking van de Heilige Geest, hem wederbaart en maakt tot een nieuwe mens, en hem doet leven in een nieuw leven, en hem vrijmaakt van de slavernij der zonde.
Verstaat u dit? Begeert u dit? Beweent u het gebrek hiervan? Eenmaal zal het volkomen zijn!