Christus aannemen
Ik ontving een vraag met betrekking tot het aannemen van Christus. Hoe gaat dit in zijn werk. Is dat een daad van God of een daad van de mens?
Als wij de gegevens van de Heilige Schrift daarop raadplegen, zien we de volgende zaken.
In de Bijbel komt voor de eerste keer het woord aannemen met betrekking tot het aannemen van het Evangelie of van Jezus Christus voor in Markus 4 vers 20. Daarin gaat het over degenen die Gods Woord aannemen, nadat zij het hebben gehoord. Vervolgens dragen zij vrucht.
De tweede maal is Johannes 1 vers 11 en 12, waar de evangelist schrijft dat het Woord (Gods Zoon) gekomen is tot het Zijne (namelijk het volk Israël), maar dat de Zijnen Hem niet aannamen. Dan zegt de geïnspireerde apostel er meteen in het volgende vers bij: maar zovelen Hem aangenomen hebben, die heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven. Het gaat hier niet over het aannemen van het geschreven of gepredikte Woord, maar over het aannemen van Christus, het vleesgeworden Woord. Maar wezenlijk is er geen verschil. Want Christus kun je niet anders aannemen dan alleen in de belofte van het Evangelie!
Hoe komt een mens tot deze daad, deze activiteit om Gods Woord of Jezus Christus aan te nemen? In Johannes 3 vers 27 (de volgende Schriftplaats waar het woordje 'aannemen' staat) wordt daarop geantwoord. Johannes de Doper zegt daar op de reactie van zijn discipelen dat alle mensen tot Jezus gaan en Hem volgen: een mens kan geen ding aannemen tenzij het hem van Boven gegeven wordt.
In hetzelfde stukje zegt de voorloper van onze Heere Jezus dat niemand de getuigenis van of over Jezus aanneemt. Maar dan vervolgt hij in het volgende (33ste) vers: die Zijn getuigenis aangenomen heeft, die heeft verzegeld dat God waarachtig is.
In Johannes 5 vers 43 sluit Jezus Zich bij de opmerking van de Doper aan: niemand neemt Hem aan. En Hij vervolgt dat ze wel een verleider zullen aannemen.
Vervolgens komen wij bij het boek Handelingen. Daar wordt driemaal over het aannemen van Gods Woord gesproken: hoofdstuk 2 vers 41; 8 vers 14 en 11 vers 1. Zo ook I Korinthiërs 15 vers 1; I Thessalonicenzen 1 vers 6; en 2 vers 13. En in Kolossenzen 2 vers 6 zegt de apostel dat de Christenen in Kolosse Christus Jezus de Heere hebben aangenomen.
Kijken we in onze Drie Formulieren van enigheid, dan vinden we dezelfde Bijbelse manier van spreken over deze heerlijke daad van de mens, het aannemen van het Evangelie of van Christus. In de Heidelbergse Catechismus staat in antwoord 20 dat zulke mensen zalig worden die door een waar geloof Christus worden ingelijfd en al Zijn weldaden aannemen. In antwoord 30 staat dat allen die Christus met waar geloof aannemen, alles in Hem bezitten wat zij tot zaligheid nodig hebben. In antwoord 60 staat dat de rechtvaardiging mijn deel is als ik deze weldaad met een waar geloof aanneem. In antwoord 61 wordt daarbij vermeld dat ik op geen andere manier deze weldaad kan aannemen dan alleen door het ware geloof. In antwoord 84 zeggen Olevianus en Ursinus dat ons vergeving der zonden wordt geschonken zo dikwijls we de belofte van het Evangelie met waar geloof aannemen. In de Nederlandse Geloofsbelijdenis wordt in artikel 14 Johannes 3 vers 27 aangehaald. In de Dordtse Leerregels, hoofdstuk I, artikel 4, wordt beleden dat de mensen die het Evangelie aannemen en Christus door het geloof omhelzen, van Gods toorn worden verlost.
Is dit aannemen van het Woord of van de Zaligmaker nu een daad van de mens of is het een daad van God? Uit de gegevens die de Bijbel ons aanreikt, komt onbetwistbaar naar voren dat het een daad van de mens is. Alleen de volgende vraag moet er wel bij worden gesteld: hoe komt de mens tot deze daad?
De vraagsteller schrijft: alles wat uit de mens voortkomt, is uit de wet, en uit de werken der wet kan geen mens gerechtvaardigd worden.
Het gaat niet om een werk dat uit de vrije en goede wil van de mens of uit de eigen, onafhankelijke kracht van de mens voortkomt. Zeker niet. De Heilige Schrift is er van begin tot eind heel duidelijk over dat er van onze kracht en van onze wil niets goeds te verwachten is. Hoe zit dit dan? Heel eenvoudig: door almachtige kracht vernieuwt Gods Geest ons zo, dat we de belofte van het Evangelie en Christus in die belofte kúnnen en wíllen aannemen. Dan is het en blijft het dus een eenzijdig werk van God alleen, en tegelijkertijd geldt dat God ons bij dit werk geheel inschakelt.
De Dordtse Leerregels zeggen het in hoofdstuk III/IV, artikelen 11 en 12 zo: God stort bij de wedergeboorte nieuwe hoedanigheden (kwaliteiten) in de wil en maakt die dode wil levend, die boze wil goed, die onwillige wil gewillig, die weerspannige wil gehoorzaam; Hij beweegt en sterkt die wil zo dat deze als een goede boom vruchten van goede werken kan voortbrengen. En dan wordt deze vernieuwde wil door God gedreven en bewogen, zodat hij ook zelf wil. Waarom ook terecht wordt gezegd, dat de mens door de genade die hij heeft ontvangen, gelooft en zich bekeert.
Hier hebben we eenvoudig de oplossing hoe de verhouding is tussen het werk van God en het werk van de mens: God werkt het willen en doen in ons, zodat we metterdaad of daadwerkelijk gaan willen en doen. We willen nu heel graag Jezus Christus in het Evangelie aannemen en we doen het ook: we omhelzen Hem, we eigenen Hem ons toe. Dit alles door het geloof, dat een gave van God is.
De werkzaamheid van de mens in het aannemen van Christus is dus geen wettisch werk en komt ook niet voort uit het verdorven beginsel van Adam. Maar het is een heerlijk genadewonder. God werkt namelijk zo op onze ziel in, dat Hij door Zijn Heilige Geest onze wil ombuigt. We worden dus niet tegen onze wil en zin zalig. Welnee, we worden zalig als vijanden en onwilligen, maar dan wel door God gewillig gemaakte! Als we dit kennen en beleven, verwonderen we ons zeer. Dat God nu zo'n weerbarstig en onwillig mens weet om te buigen! Dit hadden we vroeger nooit gedacht. Maar door wonderlijke, onuitsprekelijke, verborgen en zoete genadewerkingen van de Heilige Geest gebeurt het nu toch: mijn hart verlangt naar de Heere Jezus Christus. Hem te omhelzen in toe-eigenend geloof... De belofte van het Evangelie te ontvangen met zoveel kracht dat ik niet anders meer kan dan haar aannemen... Zo weet God Zijn uitverkorenen te trekken uit deze tegenwoordige boze wereld met 'mensenzelen', zoals Hosea 11 vers 4 zegt: met touwen van liefde.