Satan moordt
Het werd ademloos stil, bijna aan het einde van de eerste preek die ik na de intrededienst in Genemuiden hield, op zondagmorgen 10 mei 1981, in het Hervormd Centrum. De tekst was een vervolg op de intredetekst ("Indien dan de Zoon u vrijgemaakt zal hebben, zult gij waarlijk vrij zijn"): "Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: zo iemand Mijn woord bewaard zal hebben, die zal de dood niet zien in der eeuwigheid"(Johannes 8 vers 51). Wat zei ik dan, dat het zo stil werd? Het ging over de dood en over wie de heerschappij van de dood heeft, namelijk de duivel. En de woorden die toen zo'n indruk maakten, waren: "Gisteravond heb ik de duivel bezig gezien zielen te vermoorden …!"
Wat had ik dan gezien? Waar was ik dan geweest?
Het was zaterdagavond 9 mei. De eerste zaterdagavond dat ik in de pastorie aan de Langestraat doorbracht. En wat hoorde ik? Muziek, popmuziek of jazzmuziek. Drie huizen van de pastorie af bevond zich een café, met daarachter, aan de Achterweg, een bar / dancing. En heel wat jongelui waren luidruchtig bezig te adverteren dat ze de duivel liever hadden dan Jezus; dat ze hun zaligheid graag voor een borrel of wat bier verkwanselden.
Ik zat dat aan te horen, dwars door gesloten ramen heen. Wat moest ik doen? Eigenlijk … Ja, eigenlijk moest ik erheen om te getuigen en/of te waarschuwen. Maar ja, daar had ik toch helemaal geen zin in. Daar had ik mezelf niet voor over: uitgelachen en bespot worden was nog maar het minste; misschien werden ze wel boos en handtastelijk … Dus, ik zon op een uitvlucht om er niet heen te hoeven. Maar ik vond er geen. Het enige wat ik vond (schamel!) was dat ik dacht: ik zal wachten tot twaalf uur, als het dan nog niet afgelopen is, moet ik toch maar gaan. En helaas, het was om twaalf uur nog niet afgelopen - jaren lang zou dat nog zo zijn … Toen moest het er toch maar van komen.
Ik hees mij in mijn domineesjas, zwart, met de gedachte dat dit misschien enige indruk zou maken - niet dus! Een hoed had ik toen nog niet - zou trouwens toch averechts hebben gewerkt, vermoed ik. En daar ging ik op die horde jonge mensen af. Ze keken best verbaasd, sommigen misschien ook wel verschrikt? Ik probeerde hier en daar wat te zeggen, maar alleen als ik letterlijk in iemands oren tetterde, was ik enigszins verstaanbaar. Daarom ging ik naar het podium om de muziek wat zachter te (laten) zetten. Maar voordat ik daar was, kwam de eigenaar al op me af en gebaarde me om naar buiten te gaan. Deze nieuwe "klant" had hij liever niet ...
Dit vertelde ik dus in het Hervormd Centrum - en jaren later wisten nog sommigen het zich te herinneren. Wat was het gevolg? Ik weet niet wat de Heere er allemaal aan gevolgen aan verbonden heeft, maar twee dingen weet ik wel.
(1) Later vertelde een catechisant me dat hij met zijn meisje ook wel eens / vaak(?) naar zulke gelegenheden ging, maar die ontzaglijke opmerking in die eerste morgenpreek in Genemuiden raakte hen beiden zo, dat ze geen voet daar meer binnen durfden zetten.
(2) Nog maar een halve week tevoren had ik mij verbeeld dat ik van mensenvrees geen last had …, en nu trilde ik als een rietje, lafaard die ik was. De eer van mijn Koning? Het zielenheil van arme zondaren? Of ging ik alleen maar omdat ik niet durfde niet te gaan!
Garderen W. Pieters