'Hoe openbaart de Zoon Zich in het hart?'
De vraagsteller schrijft erbij:
Ik heb hier veel strijd over, mede gezien het feit dat velen (bij navraag) zonder de openbaring van Jezus gerust verder leven, omdat - zegt men dan - dit niet elke gelovige ten deel valt.
Het gaat er in de vraag niet over óf de Zoon Zich openbaart, maar hóe Hij dat doet. We zullen het er als Bijbel-gelovigen wel over eens zijn dat de Heere Jezus Zich aan Zijn volk openbaart. De apostel Paulus wijst daarop in Galaten 1 vers 15 en 16: "Het heeft God behaagd Zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik Hem door het Evangelie onder de heidenen zou verkondigen."
Dat is me een gebeurtenis geweest…!
Ook de Heere Jezus Zelf wijst daar op, in Johannes 14 vers 21: "Wie Mijn geboden heeft, en ze bewaart, die is het die Mij liefheeft; en die Mij liefheeft, zal door Mijn Vader geliefd worden; en Ik zal hem liefhebben, en Ik zal Mijzelf aan hem openbaren."
Nu vraagt niet alleen een briefschrijver van tegenwoordig hoe dat gebeurt, maar een soortgelijke vraagt stelt ook Judas al. Let wel: niet Judas Iskarioth, die Jezus verraadt, maar die andere discipel die wel dezelfde naam heeft, maar door genade niet hetzelfde hart. Judas Iskarioth is niet geïnteresseerd in deze zaak. Als er maar geld in zijn zak komt, is hij tevreden. Als hij maar een invloedrijke en aanzienlijke positie in het Messiaanse Rijk zal bekleden, vraagt hij niet verder.
Maar de andere Judas is werkelijk een andere man, met een ander verlangen. Hij heeft andere belangen: de persoonlijke band met zijn Zaligmaker en Rabbi is hem meer waard dan duizenden van goud of zilver. Daarom vraagt hij naar die openbaring van de Zoon. Lees maar het volgende vers in Johannes 14, en Jezus' antwoord daarop: "Judas, niet de Iskariot, zei tot Hem: 'Heere, wat is het dat Gij Uzelf aan ons zult openbaren, en niet aan de wereld?' Jezus antwoordde en zei tot hem: 'Zo iemand Mij liefheeft, die zal Mijn woord bewaren; en Mijn Vader zal hem liefhebben, en Wij zullen tot hem komen, en zullen woning bij hem maken.'"
Ik denk ook aan Zijn woord in Johannes 6 vers 56: "Wie Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die blijft in Mij, en Ik in hem."
Hoe schenkt de Heere Jezus Zich weg in het hart van de Zijnen? Door de Geest. Hij ontvangt van Zijn Vader de belofte van de Geest en Hij belooft aan Zijn leerlingen dat Hij die Geest zal uitstorten. Op de vijftigste dag ('Pinksteren' betekent 'vijftigste') na Zijn opstanding vervult Hij Zijn belofte. Wanneer die Geest komt, vervult Hij allen die Zijn komst verwachten. Wanneer Petrus gaat spreken, spreekt hij amper over de Geest, maar wel over Jezus Christus. Dit is de vrucht van de Geest van Christus. Hij wijst heen naar Christus en laat het volle licht op Hem vallen. Dat heeft de Heere Jezus in de nacht van Zijn verraad al gezegd (Johannes 16 vers 14): "Die zal Mij verheerlijken; want Hij zal het uit het Mijne nemen, en zal het u verkondigen." Wat houdt dit anders in dan dat Hij de Zoon aan of in het hart zal openbaren? En omdat deze Geest de Geest van Christus is, kunnen we terecht zeggen dat Christus Zich door Zijn Geest in het hart openbaart.
Matthew Henry merkt dienaangaande op: Al wat de Geest ons verkondigt, dat is: op ons toepast, tot onze lering en vertroosting, al wat Hij ons geeft tot kracht en levendmaking, al wat Hij ons verzekert en aan ons verzegelt, het behoorde alles aan Christus en is van Hem ontvangen. Alles was het Zijne, want Hij heeft het gekocht en duur betaald, en daarom had Hij reden om het het Zijne te noemen; het Zijne, want Hij heeft het het eerst ontvangen; het is Hem gegeven als Hoofd van de gemeente, om door Hem aan de leden te worden meegedeeld.
Terwijl ik dit zo overlees, schiet mij een uitspraak van Filippus Melanchthon, de vriend van Maarten Luther, te binnen: Christus kennen is Zijn weldaden kennen …
Elke keer dat de Heere Zijn volk bezoekt - zo kunnen we keer op keer in zowel het Oude Testament als het Nieuwe lezen - gaat er iets aan vooraf. Laten we uit het Oude Testament als voorbeeld geven het bezoek van de Heere aan Gideon. We lezen daarover in Richteren 6. Wat is gaat aan Zijn hoog bezoek vooraf of wat maakt Hij erdoor bekend? Nood!
In vers 1 lezen we "De HEERE gaf hen in de hand der Midianieten, zeven jaren." De reden staat erbij: "de kinderen van Israël deden, wat kwaad was in de ogen des HEEREN." Het gevolg staat in vers 6: "Toen riepen de kinderen van Israël tot de HEERE." Daarop reageert God met het sturen van een knecht die het volk als volgt aanspreekt: "Zo zegt de HEERE, de God van Israël: 'Ik heb u uit Egypte doen opkomen, en u uit het diensthuis uitgevoerd; en Ik heb u verlost van de hand van de Egyptenaren, en van de hand van allen die u drukten; en Ik heb hen voor uw aangezicht uitgedreven, en u hun land gegeven; en Ik zei tot u: 'Ik ben de HEERE, uw God; vreest de goden van de Amorieten niet, in wier land gij woont'; maar gij zijt Mijn stem niet gehoorzaam geweest.'" Zo God maakt duidelijk dat de schuld bij hen ligt. En dan komt het bezoek van de Engel des HEEREN tot Gideon.
Nu een voorbeeld van een bezoek, een openbaring van God in het Nieuwe Testament. De Heere Jezus verschijnt aan Saulus van Tarsen. Wat maakt Hij hem bekend? (Handelingen 9 vers 4): "Saul, Saul, wat (= waarom) vervolgt gij Mij?" En direct daarop als antwoord op de vraag: "Wie zijt Gij, Heere?", zegt Hij: "Ik ben Jezus, Die gij vervolgt. Het is u hard, de verzenen / hielen tegen de prikkels te slaan." Schuld en nood worden hier geopenbaard door de komst van de Heere Jezus.
Toch vermoed ik dat de vraagsteller dit niet zozeer bedoelt. De Zelfopenbaring van de Heere Jezus aan het hart heeft vooral een heel ander aspect bij zich: wanneer Hij Zich als Zaligmaker en Borg aan u openbaart, ontvangt u een vreugde en troost die u zich niet had kunnen indenken. Dan neemt Hij al uw zonden van u af en doet Hij het ware licht in u opgaan, zoals Petrus het verwoordt in zijn tweede brief, hoofdstuk 1 vers 19: "Wij hebben het profetische woord, dat zeer vast is, en gij doet goed, dat gij daarop acht hebt, als op een licht, schijnende in een duistere plaats, totdat de dag aanlicht, en de morgenster opgaat in uw harten." Al is het waar dat deze laatste woorden op de toekomende heerlijkheid duiden in het Rijk van volmaaktheid, toch wordt het hier ook al bemerkt, getuige het heerlijke woord van de apostel Paulus in zijn tweede brief aan de Korinthiërs, hoofdstuk 4 vers 6: "God, Die gezegd heeft, dat het licht uit de duisternis zou schijnen, is Degene, Die in onze harten geschenen heeft, om te geven verlichting der kennis van de heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus." Let ook op wat dezelfde apostel aan de Efeziërs schrijft (5 vers 8): "Gij waart eertijds duisternis, maar nu zijt gij licht in de Heere." Dit alles heeft te maken met de openbaring van de Heere Jezus in het hart. Dan brengt Hij door Zijn Geest alles mee wat u maar mist en toch niet missen kunt, ook niet pakken, maken of verdienen kunt. Het is de volheid van zaligheid, geluk, vrede, vreugde, vrijheid. U kunt het niet op wat voor een rijkdom van leven, licht en liefde dan uw deel wordt!
Gods kinderen mogen wel bij dagen en bij nachten smeken om opnieuw een ontmoeting met de Zoon van God te ontvangen.
Ik noem nog twee schriftplaatsen waarin het gaat over de vraag "Hoe openbaart de Zoon Zich in het hart?" De eerste is Efeziërs 3 vers 17. De apostel bidt voor de gemeente. Wat vraagt hij? Onder andere dit: "Dat Christus door het geloof in uw harten wone." Hoe komt die lieve Heere Jezus Christus in uw hart wonen? De vraag die we overdenken, was immers het 'HOE?' Welnu, Paulus zegt: door het geloof. Wat volgt op deze aanvankelijke en voortgaande openbaring van de Heere Jezus en deze diepergaande inwoning van Hem? Paulus schrijft het er in één adem bij: "… en gij in de liefde geworteld en gegrond zijt; opdat gij ten volle kon begrijpen met al de heiligen, welke de breedte, en lengte, en diepte, en hoogte is, en (opdat gij ten volle kon) bekennen / beseffen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot al de volheid Gods."
De tweede schriftplaats is te vinden in het laatste bijbelboek, hoofdstuk 3 vers 20: "Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen, en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen en Ik zal met hem avondmaal / maaltijd houden, en hij met Mij." Hoe openbaart Hij Zich? Door kloppen! Wat houdt dit kloppen in? Kanttekening: daardoor wordt verstaan het geestelijke aanmanen van Christus aan de deur van ons geweten door Zijn Woord en Geest om ons uit onze zonden en slaperigheid op te wekken en Zijn vermaning bij ons plaats te doen hebben.
Verder: hoe komt Hij binnen? Wanneer wij Hem de deur opendoen! En dat gebeurt, alweer, door het geloof, of zoals de kanttekening het duidelijk verwoordt: Dit wordt niet gesteld in de vrije wil van de mens, maar deze vermaning is een middel waardoor Christus de deur van onze harten opent, omdat Hij hier spreekt tot leden van Zijn gemeente, waarvan velen reeds de Geest van Christus deelachtig waren, welke gave door zulke vermaningen meer en meer verwekt wordt, zoals Paulus tot Timotheüs spreekt; want niemand komt tot Christus dan die het van de Vader gehoord en geleerd heeft, die de Vader trekt en die het van de Vader gegeven is. Zodat niemand voor Christus' vermaningen zijn hart open doet, dan die God Zelf het hart eerst opent om op Zijn Woord acht te nemen, zoals David bidt en zoals van Lydia betuigd wordt, en van alle gelovigen.
Wat wordt u deelachtig wanneer Hij komt? "Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij." Dat is (kanttekening): Door Mij met hem door Mijn Geest meer en meer te verenigen, en Mijn genade en gunst tot zijn troost en versterking hem meer en meer doen gevoelen.
Dat zij zo bij lezers en schrijver, uit genade!