Hoe het gaat … (1)
Wilt u maar veel schrijven voor missende en geestelijk arme mensen. Er zijn, hoop ik, velen die zeggen: spreek tot mijn ziel in haar geween en zeg haar, "Ik ben uw heil alleen."
Ik moest dit even kwijt.
Ds. Catsburg zei wel eens: ze zeggen tegenwoordig wel wat het is, maar niet hoe het gaat.
Wilt u ook daar nog eens over schrijven. Ook graag over de bijlslagen van de 'Viervoudige Staat' van Boston. Ik weet, in dat boek staat natuurlijk meer, maar die inlijving in Christus, dat moeten we toch weten en dat gebeurt toch niet in een hoek!
Tot zover de briefschrijver. In de eerste plaats wenst de vraagsteller dat ik veel zal schrijven voor missende en geestelijk arme mensen. Daarmee wordt niet bedoeld dat ik veel zal schrijven óver zulke mensen, maar juist vóór hen. Over hen schrijven kan op zijn tijd ook nuttig zijn. Het is goed te weten dat je in je gemis en geestelijke armoe niet de enige bent; ja: dat je niet op een weg wandelt waar de Bijbel niet vanaf weet. Maar toch, over het gemis en de geestelijke armoede te schrijven lost dit gemis niet op, brengt geen vervulling aan; net zo min als dat er rijkdom door neerdaalt in de ziel.
Pas preekte ik over de Zelfopenbaring van de opgestane Heere Jezus aan Kleopas en zijn onbekende medereiziger naar Emmaüs. Ik schrijf bewust niet dat ik preekte over de Emmaüsgangers. Nee, ik meen dat ik preekte over de Heere Jezus Die verscheen aan de Emmaüsgangers. Kijk, daar gaat het om. We mogen voor missende mensen schrijven / preken, want de Heere Jezus heeft ze lief en zoekt ze op. En geestelijke armoede wordt in geestelijke rijkdom veranderd wanneer Zijn vriendelijk aangezicht straalt.
Zijn er lezers, vele lezers, die in hun gemis lopen? Die met alles wat er van God is geweest in hun hart, niet verder kunnen komen dan psalm 70 vers 3 berijmd:
Ik ben nooddruftig, arm en naakt.
O God, mijn Helper uit ellenden,
Haast U tot mij, wil bijstand zenden!
Uw komst is 't die mijn heil volmaakt.
Voor zulken wil ik graag schrijven, niet omdat ik zoveel bezit…, maar omdat ik in en vanuit mijzelf net zo arm ben als de armste onder ons. Mijn rijkdom ligt niet in mij, niet in mijn bekering (al is het een rijke genadegave om een nieuw hart te ontvangen). Maar juist mensen met een nieuw hart, dat is: een nieuwe wil en een nieuw verlangen, worden hun armoe gewaar. Ze kunnen van geen enkele kant iets goeds verwachten dan alleen van Boven. De rijkdom die ze begeren, de vervulling waar ze naar uitzien, is geen menselijke prestatie, maar enkel Goddelijke gratie.
De vraagsteller haalt verder een uitspraak aan van mijn voorganger en leermeester, ds. J. Catsburg: ze zeggen tegenwoordig wel wat het is, maar niet hoe het gaat.
Voor sommige lezers zal zijn bedoeling wat onduidelijk zijn, hoewel de meesten deze uitdrukking wel kennen. Predikanten preken of schrijven nog wel over wat bekering en geloof is, maar niet hoe je eraan komt, hoe het toegaat in het bekeerd worden, in het geloven. Wat je ziel dan ervaart, dat (zo bedoelde ds. Catsburg) wordt niet meer beschreven of bepreekt.