Home
Belijdeniscatechisatie
Bijbelstudie
De Catechisant
Studiemateriaal
Pastoralia
Contact
Links
Nederlandse Geloofsbelijdenis
Les 1: Inleiding: wat is belijdenis doen?
 
 
De uitdrukking belijdenis doen heeft in de Bijbel betrekking op
1.        schuldbelijdenis (bijvoorbeeld Psalm 32 vers 5; Jona 1 vers 9)
2.        ervoor uitkomen dat we Gods Naam hoog hebben (I Koningen 8 vers 33; Jona 1 vers 9)
3.        dat we God liefhebben
4.        dat we bij Hem (willen) horen
5.        Hem prijzen
 
In de Bijbel komen we belijdenisdoen tegen bij Johannes de Doper. Hij doopte mensen nadat zij belijdenis deden van hun zonden (Markus 1 vers 4-5). Zij die zich lieten dopen beleden daarmee, metterdaad, dat zij geloof hechtten aan zijn verkondiging, namelijk de Messias en Zijn werk.
        In de eerste christelijke gemeenten werd je als jood of heiden die christen wilde worden, eerst drie jaren doopleerling, waarin je leven / gedrag werd geobserveerd. Vervolgens kreeg je aan het einde een tijd van intensieve catechisatie (35 lessen van drie uur), vervolgens deed je belijdenis, werd je gedoopt en nam je deel aan het avondmaal.
        In de dagen van Luther en Calvijn werd er een nauw verband gelegd tussen doop - catechese - avondmaal. Dit onderwijs op weg van de doop naar het avondmaal moest volgens de Dordtse Synode van 1618-1619 thuis worden gegeven, door de ouders; op de school, door de schoolmeesters; en in de kerk door de voorgangers. Zo kon je rekenschap geven van wat je beleed.
 
Belijdenis doen is 'ja' zeggen tegen God en heeft als zodanig te maken met
·        de doop
·        het avondmaal
·        het Woord van God / de leer der waarheid
·        de praktijk der godzaligheid
·        het lid worden van de kerk
 
Het Griekse woord voor belijden (homologeo) betekent: hetzelfde zeggen. Je zegt iemand na die jou voorzegt: God naspreken. Nu kunnen we dat op twee manieren doen: onoprecht (als we zó belijdenis doen, liegen we) of oprecht, omdat het geloofsbeleving is in ons hart!
        Het tegenovergestelde van belijden is verloochenen. Christus belijden betekent openlijk ervoor uitkomen dat je bij Hem hoort, dat je Hem vertrouwt. Hem verloochenen is ontkennen dat je bij Hem hoort. Wie Hem belijdt voor de mensen, zal Hij ook belijden voor Zijn Vader, maar wie Hem verloochent voor de mensen, van die persoon zal Christus voor Zijn Vader zeggen: Ik hoor niet bij hem, hij hoort niet bij Mij (Mattheüs 10 vers 32-33).
 
(1) In de doop zegt God drie dingen tegen ons:
·        Ik heb recht op jou (Ezechiël 16 vers 20-21)
·        Ik beloof jou Mijn genade (Ik schenk jou beloftegewijs Mijn genade).
·        Ik eis van jou liefdesgehoorzaamheid / dankbaarheid
Hieruit volgt, dat elke gedoopte verplicht is belijdenis te doen. God roept ons daartoe, of we het kunnen of niet...
 
Verder zeiden onze ouders in onze doop ook drie dingen tegen God:
·        wij erkennen Uw recht op ons kind
·        wij geloven Uw belofte aan ons kind
·        wij gehoorzamen Uw eis tot ons kind (wij beloven ons kind voor U op te voeden).
 
Nu we volwassen zijn geworden, nemen we de verantwoordelijkheid over die onze ouders op zich hadden genomen, we doen belijdenis en zeggen 'Amen' op de drie dingen die God ons zei en op de drie dingen die onze ouders namens ons tot God zeiden:
·        ik erken Uw recht op mijn leven
·        ik omhels gelovig Uw genadebelofte
·        ik beloof U onvoorwaardelijk te gehoorzamen.
 
Dit laatste is misschien een reden om géén belijdenis te doen… Je kunt immers nooit volbrengen wat je belooft!
 
Al in de dienst van onze doop ging het erover dat we belijdenis gaan doen. In het dankgebed van het doopformulier wordt gebeden: "… opdat zij Uw Vaderlijke goedheid en barmhartigheid, die Gij aan deze kinderen en aan ons allen bewezen hebt, mogen bekennen." 'Bekennen' is Oudnederlands voor 'belijden'. Belijdeniscatechisatie is: de Vaderlijke goedheid en barmhartigheid van onze God nader bestuderen. Belijdenis doen is: in woord en daad ervoor uitkomen hóe goed en hóe barmhartig God (voor ons) is! Wie kan nu op goede gronden zeggen: ik ben vrijgesteld van belijdenis doen?
        Er volgt in het doopformulier nog wat: "… en onder onze enige Leraar, Koning en Hogepriester, Jezus Christus leven en vromelijk (= dapper) tegen de zonde, de duivel en heel zijn rijk strijden en overwinnen." Ben jij daartoe bereid - Efeziërs 6 vers 10-18?
        Om eerlijk belijdenis te kunnen doen, moeten wij weten wát God belooft en eist! Daarom is nauwgezet onderzoek van Gods beloften en eisen in Zijn heilig Woord belangrijk; dus catechisatie / onderwijs. Weet jij wat God aan jou beloofde in je doop?
 
(2) Belijdenis doen heeft ook te maken met het avondmaal, zoals het opschrift boven 'Het Kort Begrip der christelijke religie, voor hen die zich willen begeven tot des Heeren heilig avondmaal' duidelijk maakt. Het is toegang tot het avondmaal vragen. Zo is het afleggen van geloofsbelijdenis in de kerk der Reformatie ontstaan. In Genève was voor elke avondmaalsviering gelegenheid belijdenis af te leggen en zo toegang te vragen om aan te gaan - gewoonlijk op de leeftijd van ongeveer vijftien jaar. Misschien vraag je waarom het nodig is om eerst geloofsbelijdenis te doen voordat je kunt worden toegelaten aan het avondmaal. Omdat de opzieners (ouderlingen) toezicht moeten houden over de heiligheid van het avondmaal, net als van de doop. Niemand mag zomaar aangaan. Om aan het avondmaal te worden toegelaten is nodig
·        oprecht geloof
·        godzalig leven.
 
Belijdenis doen is: aan de kerkenraad vragen om aan het avondmaal te mogen aangaan. De kerkenraad (geen hartenkenner) ziet op de uiting / buitenkant: wat belijd je en hoe leef je? Dus bij het kerkelijke recht tot het avondmaal is niet de hartelijke beleving, maar zijn leer en leven aan de orde. Wanneer je zegt: ik geloof oprecht in de Heere Jezus Christus en ik heb Hem hartelijk lief, én je onderhoudt alles, wat Christus ons geboden heeft (Mattheüs 28 vers 19), dan krijg je kerkelijk recht om aan het avondmaal te gaan.
        Voor Gód ben je pas gerechtigd tot de 'Tafel van Zijn Zoon', met een Goddelijk recht, namelijk als je metterdaad gelooft in Jezus Christus en gedurig uit Zijn sterven leeft. Door het avondmaal verzegelt God het nut van Christus' kruisoffer (de genadige schuldvergeving). Gelóvig aangaan doet daarin steeds weer delen! (NGB, 35.)
        Om eerlijk toegang tot het avondmaal te kunnen vragen, moeten we weten wat het avondmaal inhoudt en waarom we daaraan willen deelnemen / wat daar te krijgen is. Weet jij dat? Dat is toch de reden waarom jij belijdenis wilt doen...
 
(3) Belijdenis doen is ook zeggen: alwetende God, ik heb Uw Woord lief, ik vertrouw Uw Woord, ik gehoorzaam Uw Woord, ik wens te leven en te sterven met Uw Woord - zie verder les 2. Daarom zal récht belijdenis doen inhouden: dagelijks studeren in het Boek der boeken, in biddend opzien om het onderwijs van de Heilige Geest! Gebruik ook hulpboeken (kinderbijbel, Bijbelverklaring / Drie Formulieren van Enigheid). Belijdenis doen is dan ook: belijden van de waarheid. Om de waarheid eerlijk te belijden is nodig
·        de waarheid te begrijpen / te verstaan
·        de waarheid oprecht toe te stemmen en lief te hebben
·        de waarheid te beleven en daardoor vrijgemaakt te worden (Johannes 8 vers 31-32).
 
(4) Belijdenis en praktijk van het dagelijkse leven hangen zeer nauw samen. Zo schrijft Paulus erover in I Timotheüs 2 vers 9-10. Alleen God ziet je hart aan, maar je kunt niet zeggen, dat het uiterlijke er niet toe doet. Want wat in je hart leeft, krijgt wel handen en voeten. Je gedrag is een uiting van je gevoelen en je wil. Daarom heeft de praktijk der godzaligheid alles te maken met eerlijk belijdenis doen (zie Titus 1 vers 16). Wij doen namelijk niet alleen belijdenis met onze mond en in een uur van belijdenisdienst. Maar we doen vooral belijdenis in ons dagelijkse leven, wanneer we tot onze naasten getuigen van onze God én wanneer zij metterdaad merken dat we de Heere Jezus liefhebben. Onderzoek daarom of je (in de praktijk van het leven) al belijdenis hebt gedaan, voordat je (in de kerk) belijdenis doet... Weten ook je naasten dat jij christen bent? Zie I Petrus 2 vers 11-12. Dit is ook belijdenis doen, nog eerder dan 'voor in de kerk'.
 
Uit 'Brief aan Diognetes', vermoedelijk tweede eeuw na de geboorte van Christus
Het verschil tussen christenen en andere mensen ligt niet in nationaliteit, taal of gewoonten. Christenen wonen niet apart, spreken niet een speciaal dialect, houden er geen afwijkende levensstijl op na. Hun leer is niet het product van het onderzoekende verstand; zij zijn niet, zoals anderen, aanhangers van een filosofische school. Al naar het lot dat bepaald heeft, wonen ze in Griekse of andere steden. Daar volgen zij, wat kleding, voedsel en dergelijke dingen betreft, de plaatselijke gebruiken. Maar tegelijkertijd vertoont hun gemeenschap verrassende en ongewone trekken. In hun geboorteland leven zij als vreemdelingen. Als burgers in hun eigen stad ondergaan zij toch hetzelfde als wat buitenstaanders ondergaan. In den vreemde gedragen zij zich alsof zij er thuis zijn, thuis alsof zij er vreemd zijn. Net als andere mensen trouwen zij en krijgen zij kinderen; alleen leggen zij die niet te vondeling. Wél delen zij met iedereen hun tafel, maar níet hun bed. Hoewel zij leven ín het vlees, leven zij niet náár het vlees. Hun dagen brengen zij op aarde door als burgers van het hemelrijk. Zij houden zich aan de voorgeschreven wetten, maar overtreffen die nog. Zij houden van alle mensen en worden door allen vervolgd. Zonder dat men hen begrijpt, worden zij veroordeeld. Maar hoewel zij de dood moeten ondergaan, winnen zij het leven. Zij zijn arm, maar slagen erin velen rijk te maken. Van alles komen zij te kort en toch kennen zij overvloed. Zij worden gesmaad, maar juist de smaad doet hun eer toenemen. Zij blijven rein, ook al worden zij zwart gemaakt. Als zij bespot worden, zegenen zij. Wanneer zij smadelijk behandeld worden blijven zij toch de anderen met respect bejegenen. Terwijl zij goeddoen worden zij als boosdoeners gestraft. Ook als zij gestraft worden, verheugen zij zich alsof zij nieuw leven ontvangen. Door de joden worden zij als ketters behandeld, door de Grieken vervolgd. Toch weet niemand een gegronde reden voor deze haat. Samengevat: wat de ziel voor het lichaam is, zijn de christenen voor de wereld. De ziel heeft zich door alle delen van het lichaam verspreid; zo bevinden de christenen zich in alle steden van de wereld. Hoewel de ziel zich in het lichaam bevindt, behoort hij er niet toe. Zo zijn de christenen ín de wereld, zonder ván de wereld te zijn!
 
(5) Belijdenis doen houdt ook in: je vrijwillig aansluiten bij de kerk van Jezus Christus. Deze kerk heeft een wereldwijde én vooral een plaatselijke openbaring. Deze kerk wordt in de Bijbel genoemd: een pilaar en vastigheid der waarheid (I Timotheüs 3 vers 15), waar de waarheid dus bewaard  en hoog gehouden wordt / moet worden. Daarom komt het aan op: leven uit de waarheid en belijden van de waarheid.
        Wanneer je van de christelijke gemeente (belijdend) lid wordt (omdat je al (doop)lid was...), houdt dat onder andere in:
·        je leeft in haar gemeenschap
·        je draagt verantwoordelijkheid voor haar welzijn
·        je bent mede schuldig aan haar verval (Ezra 9 vers 6-7 & 15; Daniël 9 vers 4-5 & 9)
·        je weet je verplicht om haar te dienen (zie HC, 55)
·        je bent verlangend om haar weer uit haar vervallen staat te helpen oprichten
·        je bent onderworpen aan haar Bijbelse tucht
 
Misschien stel je de vraag hoe belangrijk het is voor belijdenisdoen, dat je je thuis voelt in je gemeente. Je kiest je gemeente niet. Oorspronkelijk was er in elke plaats maximaal één gemeente, weliswaar geen volmaakte gemeente, maar wel een gemeente, die heilig wordt genoemd (I Korinthiërs 1 vers 2), dat is: aan Christus verbonden. En zo hoort het ook nu nog te zijn. Er is dus principieel gezien geen keuzemogelijkheid. In de praktijk is het in Nederland sinds 1834 anders: je kunt nu kiezen uit allerlei kerken. Om een goede keus te maken is nodig de kenmerken te weten van de kerk (zie ook les 16), namelijk de zuivere prediking van Gods Woord (zie ook les 2), de zuivere bediening van de sacramenten en de zuivere uitoefening van de kerkelijke tucht (zie ook lessen 18-20). Als jouw gemeente hieraan beantwoordt - al is het onvolkomen, en al vallen individuele leden tegen - dan houdt Christus daar nog Zijn wandelingen (zie Openbaring 2 vers 1). Mag jij er dan weggaan?
 
Zo komen de volgende vragen op deze eerste avond van de belijdeniscatechisatie naar ons toe:
·        wat zegt onze doop ons?
·        hoe staan wij ten opzichte van het avondmaal?
·        hoe is ons hart gezind ten opzichte van Gods Woord?
·        hoe is de praktijk van ons leven?
·        hoe staan wij in de kerk / de gemeente van Jezus Christus?
 
Kun jij nalatig zijn om belijdenis te doen en toch zalig worden (is parfum nog parfum als het niet te ruiken is)? Nee, zie Romeinen 10 vers 9-10.
 
Matthew Henry merkt op dat het hier gaat over: Het openlijk belijden dat wij met Hem in betrekking staan en van Hem afhankelijk zijn, als onze Vorst en Zaligmaker; het belijden van het christendom tegenover alle verlokkingen en verschrikkingen van de wereld; het naast Hem staan in alle omstandigheden.
        Deze belijdenis is het bewijs van grote zelfverloochening, liefde voor Christus, verachting van de wereld, grote moed en veel beslistheid.
        De belijdenis met de mond, terwijl zij geen kracht uitoefent in het hart, is slechts spotternij; de wortel ervan moet gelegen zijn in een ongeveinsde instemming met het Evangelie betreffende Christus. Hierin ligt meer opgesloten dan een toestemmen van het verstand; het houdt in een toestemmen van de wil, een inwendig, hartelijk, oprecht en krachtig toestemmen. Er is geen geloof, tenzij met het hart. Met de mond belijdt men ter zaligheid; belijdenis tot God in gebed en dankzegging, belijdenis voor de mensen, door de erkenning van Gods wegen. Een gedeelte van de eer van Christus Jezus is dat elke tong Hem zal verheerlijken. Wij hebben hier een beknopte opsomming van de voorwaarden der verlossing, en zij zijn in het kort dat wij aan God moeten wijden, overgeven en afstaan onze zielen en onze lichamen; - onze zielen door het geloven met het hart, en onze lichamen door het belijden met de mond.
 
Onderzoek al deze dingen eerlijk; buig voor God in het stof en smeek Hem dat Hij je dit alles bevindelijk (gelovig, met je hart, met heel je wezen) zal leren. Je wilt immers oprecht zijn in je "ja-woord"? Dat is de weg van waarachtige bekering.
 
Wat betuig ik?
"En al het volk zal antwoorden en zeggen: Amen." Deuteronomium 27 vers 11-26
 
Je wilt graag weten wat je precies dóet wanneer je in het plechtig uur je jawoord uitspreekt in het midden der gemeente op de vragen die je gesteld worden.
 
Belijdenis doen is het erkennen van je zijn in het verbond; het erkennen en ernstig nemen van alles wat God in onze doop over ons betekend en verzegeld heeft.
 
De belijdenis, kan alleen een Schriftuurlijk karakter dragen, als we haar zien in samenhang met Gods verbond, waarin we gesteld zijn. Want voor ons geldt hetzelfde als voor het bondsvolk van de oude dag, toen het geroepen werd zijn Amen uit te spreken op de zegen en vloek van het verbond. Je bent in het verbond gesteld en aangaande het verbond onderwezen. Nu word je op mondige leeftijd geroepen hierop te antwoorden. Je hebt je Amen uit te spreken op het verbond, zowel op zijn zegen als op zijn vloek. Dat is de inhoud van de openbare belijdenis.
 
Je wordt geroepen je Amen uit te spreken op Gods verzekering dat Hij je gelegd heeft onder het zegel van Zijn genadige beloften. Je spreekt je Amen uit op de bijzondere weldaden van God, die je hierin bewezen zijn. Je erkent dat God daarin tot je gekomen is met de schenking en aanbieding van de rijke schatten der genade in Christus, en dat Gods eis tot bekering en geloof in Christus billijk is. Je zegt er Amen op, dat de oorzaak van onbekeerd voortleven op het erf van het verbond gezocht moet worden in het gij hebt niet gewild, en dat God rechtvaardig komt met Zijn verbondswraak over degene die in zijn onbekeerlijkheid volhardt.
Dat is belijdenis doen: je Amen uitspreken op de zegen en vloek van het verbond. Als verbondskind word je daartoe geroepen. Je moet erkennen, dat God recht op je heeft en dat je Hem hebt te gehoorzamen. Als je daarover nadenkt, zal je merken, dat je, zolang je de enige rust in Christus niet kent, opgejaagd wordt. En dat is ook de bedoeling, want je mag nergens een oplossing zien buiten de eenheid met de Heere Jezus Christus. Daarom is het noodzakelijk om in de knel te komen, totdat je neerzinkt aan Jezus' voeten.
 
Toen Israël zijn Amen moest uitspreken op de zegen en vloek van het verbond, werd het er eenvoudig voor geplaatst: en al het volk zal zeggen: Amen. Dat geldt ook voor jou, kind des verbonds. Het zij je tot eeuwige zegen.
 
Het spreekt vanzelf dat hierbij van je verwacht wordt, dat je toont met de zaak ernst te maken. Als dat bij je gemist wordt, spreekt het eveneens vanzelf, dat je niet kunt worden toegelaten tot de openbare belijdenis. Want al in je uiterlijk gedrag toon je het verbond des Heeren te verachten. Je Amen zou dus een zichtbare leugen zijn. Dat mag de kerkenraad niet toelaten, want daarmee breek jij openlijk Gods verbond en stel jij je daarmee bloot aan Gods rechtvaardige toorn over de verbondsbrekers. Je mag daarvoor wel met recht vrezen, omdat het Tyrus en Sidon (heidense steden) verdraaglijker zal zijn in het oordeel dan de kinderen van het Koninkrijk, die de weg geweten, maar niet bewandeld hebben.
 
Je wilt toch niet proberen je te verontschuldigen met te wijzen op je onmacht ten goede? Dat kan je en mag je niet opgeven als oorzaak van je tot nu toe onbekeerd gebleven zijn. Want de Heere heeft je juist in Zijn grote onverdiende genade gesteld op het erf van Zijn genadeverbond, waar alles ons toegezegd wordt wat ons ontbreekt. Niet alleen worden jou de vergeving der zonden en het eeuwige leven om Christus' wille aangeboden, maar ook Zijn Heilige Geest, Die het geloof werkt. De Heere biedt je de weldaad der vergeving niet aan zonder ook tot je te spreken van de genade van het geloof. Neen, Hij wil zowel het één als het ander aan je kwijt. Het genadeverbond is werkelijk genádeverbond, waarin Hij ook de Heilige Geest belooft, Die het hart wederbaart.
 
Sta je daar dan verlegen in je onmacht, die als een ondraaglijk zware last op je ziel weegt? Wel, dan werpe het je in de nood voor God neer in het smeekgebed: Heere, geef alles, wat Gij naar recht van mij eist, want daarin zult Gij verheerlijkt worden!
 
En God is geen leugenaar. Hij staat in voor Zijn Woord. Hij verzadigt werkelijk de mond die wijd tot Hem opengedaan wordt. Wij zingen niet voor niets: al wat u ontbreekt, schenk Ik, zo gij 't smeekt, mild en overvloedig.
 
Daarom nooit gewezen op je onmacht als oorzaak van je nog onbekeerd zijn, maar jezelf eraan gewaagd, jezelf er op aangekeken. Dan zal het uitspreken van het Amen op de zegen en vloek van het verbond je ook in de knel brengen. En gevangenen redt God uit de boeien.    Ds. J. van Sliedregt
 
= = =
 
Een ieder die leeft op het erf van het verbond, behoort zich te laten dopen. De doop is gegrond in het verbond met Abraham. Die nu gedoopt zijn, kunnen geen doopleden blijven. Wanneer de jaren van het onderscheid gekomen zijn, worden zij voor de keus gesteld: de leer van de doop, van het verbond der genade, voor hun rekening nemen, of het leven der wereld verkiezen. Let nu op! Bij het belijdenis doen moet het ons niet alleen te doen zijn om het belijden van de leer, maar om het belijden van Christus in Zijn heerlijke ambten. De weg naar de belijdenis is een weg van gebed, van op de knieën, van strijd! Daar is de doop, waarin de Heere is gekomen met de verzegeling van Zijn beloften, de beloften der genade. Hebben we deze beloofde genade nodig? Zeg nu niet slechts met de mond 'ja'. De Heere vraagt naar waarheid in het binnenste. Dan maar geen belijdenis doen? Dat is de Heere en Zijn beloften verwerpen. Ja, maar hoe moet het nu? Op de knieën. Dit is de weg, wandel in dezelve!
Er zijn kerken waarin de kinderen automatisch de weg bewandelen van de doop naar het belijdenis doen en vervolgens naar het deelnemen aan het avondmaal. Zij zijn blijkbaar allen ware gelovigen. Maar… wanneer ik rondkijk, kan ik er maar weinig vinden. We zeggen dit vanuit de smart en vrees dat vroomheid en godsdienst worden aangezien voor bekering en wedergeboorte. We horen steeds weer dat zij aannemen wat met Christus gebeurd is aan het kruis. Hij heeft alles volbracht. Is dit dan niet goed? Inderdaad. We dienen te aanvaarden wat er met Christus is gebeurd. Maar er moet ook wat met de mens gebeuren! Hij moet van godsdienstig goddeloos worden, van een farizeeër een tollenaar, van een vriend een vijand, van iemand die meent behouden te zijn, een verloren zondaar.
Belijdenis doen. We hebben op het oog dat jongeren belijdenis doen van het zaligmakende geloof in Christus. Wat gaan we dan geloven? Als de Heere komt werken, komen we in het spoor terecht van de verloren zoon. Het spoor van de terugkeer, na de inkeer. Het spoor van de terugkeer door de trekkende liefde des Vaders. Dat is een weg van verootmoediging en schuldbelijden. We hebben dan een buitenvallend geloof: ik ben niet meer waardig Uw kind genaamd te worden, maak mij maar één van Uw huurlingen. Het kindschap verbeurd. We hebben dan een walg aan de zonde. We kunnen de zonden niet meer aan de hand houden! We leren ze haten. En de Vader als de liefhebbende Vader kennen. Hij kust de zoon. Daar is het toch om te doen. Om de kus, dat is om de Vader zelf!
Ds. J. Catsburg
 
Vragen:
1 Waarom wil jij belijdeniscatechisatie volgen?
2 Waarom wil jij belijdenis doen?
3 Wat heeft belijdenis doen te maken met de doop en wat met het avondmaal?
4 Wat is het verband tussen geloven met het hart en belijden met de mond?
5 Wat betekent II Timotheüs 2 vers 19 in verband met het doen van geloofsbelijdenis?
6 Wat vind jij van het volgende argument om (nog) geen belijdenis te doen: het is beter dat je niet belooft, dan dat je belooft en niet betaalt / volbrengt (Prediker 5 vers 4)?
 
Leren: Heidelbergse Catechismus vr. en antw. 120-124
Lezen: Mattheüs 10; Handelingen 8; Romeinen 10; II Timotheüs 2
Lezen: Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB) 1
 
Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 1: Dat er een enig God is
Wij geloven allen met het hart en belijden met de mond, dat er is een enig en eenvoudig geestelijk Wezen, Dat wij God noemen: eeuwig, onbegrijpelijk, onzichtbaar, onveranderlijk, oneindig, almachtig; volkomen wijs, rechtvaardig, goed en een zeer overvloedige Fontein van alle goed.
 
Psalm 32 vers 5: "Mijn zonde maakte ik U bekend, en mijn ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zeide: Ik zal belijdenis van mijn overtredingen doen voor de HEERE; en Gij vergaf de ongerechtigheid van mijn zonde."
 
Jona 1 vers 9: "En Jona zei tot hen: ik ben een Hebreeër; en ik vrees de HEERE, de God des hemels, Die de zee en het droge gemaakt heeft."
 
1 Koningen 8 vers 33: "Wanneer Uw volk Israël geslagen zal worden voor het aangezicht van de vijand, omdat zij tegen U gezondigd zullen hebben, en zij zich tot U bekeren, en Uw Naam belijden, en tot U in dit huis bidden en smeken zullen..."
 
Markus 1 vers 4-5: "Johannes was dopende in de woestijn, en predikende de doop der bekering tot vergeving der zonden. En heel het Joodse land ging tot hem uit, en die van Jeruzalem; en werden allen door hem gedoopt in de rivier de Jordaan, belijdende hun zonden."
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Mattheüs 10 vers 32-33: "Een ieder dan die Mij belijden zal voor de mensen, die zal Ik ook belijden voor Mijn Vader, Die in de hemelen is. Maar wie Mij verloochend zal hebben voor de mensen, die zal Ik ook verloochenen voor Mijn Vader, Die in de hemelen is."
 
Ezechiël 16 vers 20-21: "Verder hebt gij uw zonen en uw dochteren die gij aan Mij gebaard hadt, genomen, en hebt ze aan hen (de afgoden) geofferd om te verteren; is het wat kleins van uw hoererijen dat gij Mijn kinderen geslacht hebt, en hebt ze overgegeven, wanneer gij ze voor hen door het vuur hebt doen gaan?"
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Efeziërs 6 vers 10-18: "Voorts, mijn broeders, wordt krachtig in de Heere, en in de sterkte van Zijn macht. Doet aan de hele wapenrusting van God, opdat gij kunt staan tegen de listige omleidingen van de duivel. Want wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers van de wereld, van de duisternis van deze eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht. Daarom, neemt aan de hele wapenrusting van God, opdat gij kunt weerstaan in de boze dag, en alles verricht hebbende, staande kunt blijven. Staat dan, uw lenden omgord hebbende met de waarheid, en aangedaan hebbende het borstwapen der gerechtigheid; en de voeten geschoeid hebbende met bereidheid van het Evangelie des vredes. Bovenal aangenomen hebbende het schild des geloofs, waarmee gij al de vurige pijlen van de boze zult kunnen uitblussen. En neemt de helm der zaligheid, en het zwaard des Geestes, dat is Gods Woord. Met alle bidden en smeken, biddende altijd in de Geest, en hiertoe wakende met alle gedurigheid en smeking voor al de heiligen."
 
Mattheüs 28 vers 19: "Gaat dan heen, onderwijst al de volken, die dopende in de Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb."
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Johannes 8 vers 31-32: "Jezus dan zei tot de Joden die in Hem geloofden: indien gij in Mijn woord blijft, zijt gij waarlijk Mijn discipelen; en gij zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken."
 
I Timotheüs 2 vers 9-10: "Desgelijks ook, dat de vrouwen, in een eerbaar gewaad, met schaamte en matigheid zichzelf versieren, niet in vlechtingen van het haars, of goud, of parels, of kostelijke kleding; maar (wat de vrouwen betaamt die de godvruchtigheid belijden) door goede werken."
 
Titus 1 vers 16: "Zij belijden dat zij God kennen, maar zij verloochenen Hem met de werken, omdat zij gruwelijk zijn en ongehoorzaam, en tot alle goed werk ongeschikt."
 
I Petrus 2 vers 11: "Geliefden, ik vermaan u als inwoners en vreemdelingen, dat gij u onthoudt van de vleselijke begeerlijkheden, welke oorlog voeren tegen de ziel. En houdt uw wandel eerlijk onder de heidenen; opdat - in hetgeen zij kwalijk van u spreken, als van kwaaddoeners - zij uit de goede werken die zij in u zien, God verheerlijken mogen in de dag der bezoeking."
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Ezra 9 vers 6-7 & 15: "En ik zei: mijn God, ik ben beschaamd en schaamrood om mijn aangezicht tot U op te heffen, mijn God; want onze ongerechtigheden zijn vermenigvuldigd tot boven ons hoofd, en onze schuld is groot geworden tot aan de hemel. Van de dagen van onze vaderen af zijn wij in grote schuld tot op deze dag; en wij zijn om onze ongerechtigheden overgegeven ... gelijk het is te dezen dage." "O HEERE, God van Israë, Gij zijt rechtvaardig; want wij zijn overgelaten ter ontkoming. Zie, wij zijn voor Uw aangezicht in onze schuld; want er is niemand, die voor Uw aangezicht zou kunnen bestaan, om zulks."
 
Daniël 9 vers 4-5 & 9: "Ik bad dan tot de HEERE, mijn God, en deed belijdenis, en zei: och Heere, Gij grote en verschrikkelijke God, Die het verbond en de weldadigheid houdt aan hen die Hem liefhebben en Zijn geboden houden. Wij hebben gezondigd en onrecht gedaan en goddeloos gehandeld, en gerebelleerd, met af te wijken van Uw geboden en van Uw rechten." "Bij de Heere, onze God, zijn de barmhartigheden en vergevingen, hoewel wij tegen Hem gerebelleerd hebben."
 
I Korinthiërs 1 vers 2: "Aan de gemeente van God, die te Korinthe is, de geheiligden in Christus Jezus, de geroepen heiligen, met allen die de Naam van onze Heere Jezus Christus aanroepen in elke plaats, zowel hun als onze Heere."
 
Openbaring 2 vers 1: "Dit zegt Hij Die de zeven sterren in Zijn rechterhand houdt, Die in het midden der zeven gouden kandelaren wandelt..."
 
Romeinen 10 vers 9-10: "Indien gij met uw mond zult belijden de Heere Jezus, en met uw hart geloven, dat God Hem uit de doden opgewekt heeft, zult gij zalig worden. Want met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid en met de mond belijdt men ter zaligheid."
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Deuteronomium 27 vers 11-26: "En Mozes gebood het volk te dien dage, zeggende: Dezen zullen staan om het volk te zegenen op de berg Gerizim, wanneer gij over de Jordaan gegaan zult zijn: Simeon, en Levi, en Juda, en Issaschar, en Jozef, en Benjamin. En dezen zullen staan over de vloek op de berg Ebal: Ruben, Gad en Aser, Zebulon, Dan en Nafthali. En de Levieten zullen betuigen en zeggen tot alle man van Israël, met verheven stem:
Vervloekt zij de man die een gesneden of gegoten beeld, een gruwel des HEEREN, een werk van ‘s werkmeesters handen, zal maken, en zal zetten in het verborgene! En al het volk zal antwoorden en zeggen: Amen.
Vervloekt zij die zijn vader of zijn moeder veracht! En al het volk zal zeggen: Amen.
Vervloekt zij die zijns naasten landpaal verzet! En al het volk zal zeggen: Amen.
Vervloekt zij die een blinde op de weg doet dwalen! En al het volk zal zeggen: Amen.
Vervloekt zij die het recht van de vreemdeling, van de wees en van de weduwe buigt! En al het volk zal zeggen: Amen.
Vervloekt zij die bij de vrouw van zijn vader ligt, omdat hij zijns vaders schaamte ontdekt heeft! En al het volk zal zeggen: Amen.
Vervloekt zij die bij enig beest ligt! En al het volk zal zeggen: Amen.
Vervloekt zij die bij zijn zuster ligt, de dochter van zijn vader of de dochter van zijn moeder! En al het volk zal zeggen: Amen.
Vervloekt zij die bij zijn schoonmoeder ligt! En al het volk zal zeggen: Amen.
Vervloekt zij die zijn naaste in het verborgene doodslaat! En al het volk zal zeggen: Amen.
Vervloekt zij die geschenk neemt om een ziel, het bloed van een onschuldige, te verslaan! En al het volk zal zeggen: Amen.
Vervloekt zij die de woorden van deze wet niet zal bevestigen, die doende! En al het volk zal zeggen: Amen.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
II Timotheüs 2 vers 19: "Evenwel het vaste fundament van God staat, hebbende dit zegel: de Heere kent degenen die de Zijnen zijn; en: een ieder die de Naam van Christus noemt, sta af van ongerechtigheid."
 
Prediker 5 vers 4: Het is beter dat gij niet belooft, dan dat gij belooft en niet betaalt.